Wetenschapper Carla Baan begon haar carrière op een omslagpunt in de transplantatiegeneeskunde. De afweerremmende medicijnen die in de jaren 80 bij proefdieren goede resultaten lieten zien, bleken ook bij patiënten goed te werken. ‘Daardoor nam orgaantransplantatie een vogelvlucht: we zijn van heel weinig transplantaties gegroeid naar de jaarlijkse 200 niertransplantaties die we nu uitvoeren in het Erasmus MC Transplantatie Instituut’, legt ze uit.
Alternatieve route
Baan startte in 1987 als analist bij het laboratorium transplantatiegeneeskunde. Ze groeide uit tot hoogleraar en nam in de zomer van 2024 afscheid als hoofd van het lab. ‘De rode draad in mijn carrière is nieuwsgierigheid. Ik vraag me altijd af waarom dingen zijn zoals ze zijn. Ik stel veel vragen, aan mezelf en de collega’s om me heen.’
Een van de vragen die centraal staat in haar carrière en in het lab, is waarom er afstoting ontstaat na orgaantransplantatie. Want, uitzonderingen daargelaten, uiteindelijk keert het lichaam van de ontvanger zich vrijwel altijd tegen het donororgaan. Ondanks de afweeronderdrukkende medicijnen die ontvangers van een donororgaan levenslang moeten gebruiken. ‘Deze geneesmiddelen onderdrukken de T-cellen. Maar na een tijdje vindt het afweersysteem een alternatieve route. Via andere immuuncellen wordt de afstoting alsnog in gang gezet’, legt Baan uit. Voor die ontdekking kreeg ze een prijs, een van de persoonlijke hoogtepunten uit haar carrière.
Geen feestje
Een van de doelen van Baan en haar lab is een manier vinden om afstoting eerder op te sporen. Dat kan patiënten een hoop ellende besparen, vertelt ze. ‘Nu wordt bij mensen met een donorhart in het eerste jaar na transplantatie regelmatig een biopt uit het hart genomen om te kijken of er afstoting gaande is. Onder lokale verdoving wordt via de halsader een schaartje naar de rechterhartkamer geschoven. Dat is geen feestje, al helemaal niet voor kinderen.’
Ook mensen met een donornier krijgen zo’n biopt als ze afwijkende waarden in hun bloed of urine hebben. Soms blijkt er dan geen afstoting, maar iets anders aan de hand, zoals een infectie of bijwerkingen van de medicijnen. Baan: ‘Als we afstoting op een andere manier sneller kunnen opsporen, scheelt dat de patiënt een opname, voorkomen we schade aan het orgaan en besparen we zorgkosten.’
‘Er zit veel muziek in, maar het knelpunt is de implementatie’
Baan en haar collega’s richten hun pijlen op zogeheten biomarkers. Dat zijn moleculen in het bloed of urine die verraden dat afstoting aan de gang is, voordat de patiënt klachten krijgt. Een veelbelovend voorbeeld van zo’n biomarker zijn stukjes dna van de donor, losgelaten door het getransplanteerde orgaan. Baan: ‘Die kunnen we meten in het bloed of de urine. Hoe meer van dat dna we vinden, hoe groter de kans op afstoting.’ In Amerika wordt deze biomarker al gebruikt in de kliniek, maar in Nederland is het nog niet zo ver. Baan: ‘Er zit veel muziek in, maar het knelpunt is de implementatie. Het zijn dure bepalingen, die niet worden vergoed door de verzekeraars.’
‘Wie weet kunnen we met een frisse blik nieuwe biomarkers vinden’
Net als bij kanker ziet Baan gebeuren dat het voorkomen van afstoting steeds meer een gepersonaliseerde behandeling wordt. ‘De afweerremmers die in de jaren 90 zijn geïntroduceerd gebruiken we nog steeds. Die werken goed. Maar door bijvoorbeeld medicatiespiegels in de cel te meten in plaats van in het bloed kunnen we de dosis nog preciezer instellen. Daar doen we nu onderzoek naar in samenwerking met de apotheek.’
Ook loopt onderzoek naar mini-niertjes, ofwel organoïden, om daarin het afweersysteem te bestuderen en nieuwe medicijnen te testen. Een ander team kijkt met artificial intelligence en machine learning naar labuitslagen van transplantatiepatiënten. ‘Wie weet kunnen we met een frisse blik nieuwe biomarkers vinden’, zegt Baan.
Kleine deeltjes
Nu Baan met pensioen gaat, moet ze ook afscheid nemen van vragen die nog geen antwoord hebben gekregen. ‘We werken al een paar jaar aan extracellulaire vesicles: kleine deeltjes die door organen worden uitgescheiden. Als een donororgaan aangesloten wordt in het lichaam van de ontvanger, gaan die deeltjes direct de bloedbaan in. Mijn idee is dat extracellulaire vesicles iets te maken hebben met de afstotingsreactie. Dat ze die in gang zetten. Dat had ik graag nog verder zelf uitgezocht.’
Over Carla Baan
Prof. dr. Carla Baan begon in 1987 als analist bij het laboratorium transplantatiegeneeskunde van het Erasmus MC. In 1998 promoveerde ze op cytokine mRNA-expressie na orgaantransplantatie en werd ze hoofd van het laboratorium. In 2014 werd ze benoemd tot hoogleraar. Ze zat in het bestuur van VENA, het netwerk voor vrouwen in het Erasmus MC.
Van 2013 tot 2015 was ze voorzitter van de European Society for Organ Transplantation (ESOT). ‘Dat waren mooie jaren. Het is een Europese vereniging voor transplantatiegeneeskunde met ongeveer 1000 leden, voornamelijk clinici. Dat ik daar als niet-arts voor werd gevraagd is heel bijzonder. Ik heb daar het jongerennetwerk opgezet.’
Na 43 jaar in het Erasmus MC nam Baan in juli 2024 afscheid van de organisatie.