Neuropsychologie

Zoeken naar voorspellers van dementie

Promotieonderzoeker Jackie Poos speurt naar neuropsychologische aanwijzingen die duiden op een bijzondere vorm van dementie: frontotemporale dementie (FTD).

Deel
5 likes
Leestijd 8 min
Jackie Poos test

FTD staat voor Frontotemporale dementie. Dat is, na de ziekte van Alzheimer, de meest voorkomende vorm van dementie bij mensen jonger dan 65 jaar. De ziekte ontstaat meestal tussen het veertigste en zestigste levensjaar. De voorste hersendelen, de frontale en temporale hersenkwabben, zijn aangedaan. Er treedt atrofie, verschrompeling van het hersenweefsel op. FTD is ook bekend onder de verouderde naam: de ziekte van Pick.

Veranderingen in persoonlijkheid en gedrag

Bij FTD zijn geheugenproblemen niet het meest kenmerkend, dat zijn de veranderingen in persoonlijkheid en gedrag. Bij andere FTD-patiënten komen taalproblemen voor: afasie, moeite bij het spreken of met het vinden van de juiste woorden, of een verminderd taalbegrip.

Het lukt minder goed om goede zinnen te maken en om op woorden te komen. Er vallen meer pauzes tijdens het spreken en het spreektempo gaat omlaag. De spraak kan ‘stotterend’ klinken. Er is ook een vorm van afasie waarbij het spreken wel vloeiend gaat, maar het begrip van woorden is aangedaan. Bij een bepaald woord, bijvoorbeeld de naam van een voorwerp, kan de patiënt zich niet voorstellen hoe dat voorwerp eruit ziet. Of andersom: de patiënt ziet het voorwerp en kan niet op de juiste naam van dat voorwerp komen. De taal van patiënten wordt door het niet kunnen vinden van woorden steeds ‘leger’. Er wordt om de woorden heen gepraat of het woord wordt vervangen door ‘ding’ of ‘je-weet-wel’.

FTD-patënten lukt het minder goed om op woorden te komen.

Lezen en schrijven worden ook moeilijker. De problemen met spreken worden in eerste instanties steeds erger, maar het duurt een tijd voor ook andere symptomen, zoals problemen in de planning en gedragsveranderingen ontstaan. Die veranderingen openbaren zich meestal geleidelijk en sluipend, waardoor de ziekte vaak laat wordt herkend. De gedragsveranderingen worden in eerste instantie vaak aangezien voor burn-out klachten, depressie of relatieproblemen. Mensen met FTD herkennen bovendien vaak hun eigen klachten niet.”

Dwangmatig

“In het begin van de ziekte valt geleidelijk steeds vaker op dat iemand bijvoorbeeld minder goed functioneert in sociale contacten of op het werk. Patiënten met FTD worden sociaal minder vaardig. Zij kunnen zich niet goed in de gevoelens van anderen verplaatsen, er is sprake van desinteresse en zij houden geen rekening met anderen. Dit komt extra naar voren bij ingrijpende gebeurtenissen zoals het overlijden of de geboorte van een familielid waar een patiënt niet of ongepast op reageert. Er is vaak sprake van ontremming (grenzeloos gedrag), bijvoorbeeld een verandering in het eetgedrag (schrokkend eten, veel meer eten, veel snoepen), kinderlijk gedrag, verbale of fysieke agressiviteit of seksuele ontremming. Ook impulsief gedrag komt voor, waarbij patiënten bijvoorbeeld op allerlei aanbiedingen van postorderbedrijven reageren, hetgeen kan leiden tot grote financiële schulden. Daarnaast is er vaak sprake van dwangmatig of ‘obsessief-compulsief’ gedrag. Mensen met FTD kunnen bijvoorbeeld erg op de tijd gefixeerd zijn. Ze willen op exacte tijden eten of naar bed gaan. Ook kunnen ze tot in het extreme deuren of sloten controleren, dwangmatig alles tellen of verzamelen.”

Symptoombestrijding

“Er is geen behandeling beschikbaar die de ziekte kan remmen, wel kunnen de symptomen met medicatie worden bestreden. Bij de gedragsvariant kan de patiënt heel rusteloos worden. Dan kunnen kalmeringsmiddelen worden voorgeschreven.”

Waardoor wordt de ziekte veroorzaakt?

“Bij een groot deel, tot wel 40% van de patiënten, is sprake van een erfelijke vorm, maar bij de meeste patiënten speelt erfelijkheid dus geen rol. Zij hebben een mutatie, een verandering in het DNA die de ziekte veroorzaakt. Mijn promotor, prof. dr. John van Swieten, verricht al jaren onderzoek naar FTD. In 2010 werd gestart met FTD-RisC, het FTD Risico Cohort, waarbij patiënten met erfelijke vormen van FTD en hun familieleden worden betrokken. Eerstegraads familieleden van patiënten met een erfelijke vorm van FTD hebben 50% kans om de mutatie in het DNA bij zich te dragen. Door deze mensen in de tijd te volgen, kunnen we vaststellen of zij, voordat zij ziek worden, al verschijnselen vertonen die duiden op het ontwikkelen van FTD.”

Wat is het doel van FTD-RisC?

“Dat onderzoek is erop gericht om onze kennis van FTD te vergroten: hoe presenteert de ziekte zich? Het is een heterogene ziekte. Dat wil zeggen dat er veel verschillende vormen zijn waarop de ziekte tot uiting komt. Bij sommige mensen zie je bijvoorbeeld vooral persoonlijkheids- en gedragsveranderingen. Die vorm wordt meestal niet direct herkend als dementie, maar verward met een psychiatrische aandoening. Het veranderend gedrag leidt vaak tot problemen in een gezin of relatie. Pas jaren later wordt het verband met dementie gelegd. Bij andere FTD-patiënten zien we vooral taalproblemen, zoals primaire progressieve afasie, moeite bij het spreken of met het vinden van de juiste woorden. Ook een verminderd taalbegrip komt voor. De patiënt ziet bijvoorbeeld een banaan, herkent die ook, maar kan niet op het woord komen.”

Duiden die diverse vormen niet op een ander type aandoening?

“We weten inmiddels dat FTD een spectrum van aandoeningen laat zien. Op allerlei vlakken zijn er variaties: de veranderingen in het brein zijn divers, maar ook de mutaties in het DNA komen in allerlei varianten voor. Die diversiteit verklaart de verschillende wijzen waarop de ziekte zich manifesteert.”

Waar zijn jullie naar op zoek?

“We speuren naar biomarkers waarmee we in een vroeg stadium ziekteverschijnselen kunnen herkennen nog voordat de ziekte begint. Dit helpt bij het sneller stellen van diagnoses en we proberen de onderliggende mechanismes van FTD te ontrafelen. Als dat lukt, zijn we een belangrijke stap verder in de ontwikkeling van medicijnen waarmee we de ziekte kunnen aanpakken.”

Biomarkers zijn indicatoren, metingen waarmee je kunt aantonen of een gezond persoon kenmerken van FTD begint te vertonen. De zoektocht naar biomarkers is gericht op drie aspecten. We speuren naar biomarkers in het bloed en in het hersenvocht. Een deel is gericht op beeldvormende technieken (MRI-scan). En een deel legt de focus op de neuropsychologie. Ik houd me bezig met dat laatste onderdeel.”

Wat zou binnen de neuropsychologie een biomarker kunnen zijn?

“Ik concentreer me op de klinische uitingen van de ziekte: het denkvermogen en het gedrag. Daarvoor gebruiken we neuropsychologische tests. Emotieherkenning – het herkennen en het zich kunnen inleven hoe een ander zich voelt – is een denkvermogen dat bij FTD wordt aangetast. Die aantasting vindt niet van de ene op de andere dag plaats, het is een geleidelijk proces. Je hebt dus ook een gevoelige test nodig om veranderingen te kunnen registreren.”

Wat onderzoek je bij de deelnemers?

“Elk jaar of elke twee jaar komen de deelnemers op de polikliniek voor het onderzoek. Gedurende anderhalf tot twee uur worden de denkprocessen gemeten: geheugen, concentratietaken, taaltesten, sociale cognitie (emotieherkenning en inlevingsvermogen). Ik begin met de vraag of zij klachten ondervinden bij het denken. Een partner, familielid of mantelzorger wordt daarbij betrokken: hebben zij veranderingen waargenomen? De mening van een naaste is belangrijk omdat patiënten met FTD soms de neiging hebben om hun klachten wat te bagatelliseren.”

Hoe ziet zo’n gevoelige emotietest eruit?

“De traditionele tests om emoties te herkennen (eigenlijk meet je sociale cognitie) tonen gezichten met verschillende emoties, maar die zijn extreem vrolijk, boos of verdrietig. Die test is te grof om een subtiele veranderingen in emotieherkenning vast te kunnen stellen. De test die we nu evalueren laat een neutraal gezicht zien dat geleidelijk overgaat in diverse emoties. Met die test kunnen we dus beter vaststellen of een persoon subtiele emotiekenmerken wel of niet opmerkt.”

Hoe weet je wat bij zo’n test ‘normaal’ is?

“De testjes worden in verschillende groepen onderzocht, ook met gezonde mensen. Factoren waarvan we weten dat die van invloed zijn op het resultaat – zoals leeftijd, geslacht en opleidingsniveau – worden gecorrigeerd om normaalwaarden vast te stellen. We zijn nu bezig om de test te evalueren bij FTD-patiënten.”

Het onderzoek loopt sinds 2010. Wanneer wordt het afgesloten?

“Dit type onderzoek wordt waardevoller naarmate het voortduurt. Juist door mensen langere tijd te volgen, leren we veel over het beloop van gezond naar ziek. Onder de deelnemers die we al langere tijd volgen, hebben een paar mensen FTD gekregen. Dat is natuurlijk tragisch, maar voor het onderzoek ook waardevol: we kunnen nauwkeurig vaststellen of er zich bij deze deelnemers veranderingen hebben voorgedaan waarmee we het ontstaan van FTD kunnen verklaren.”

De volgende mensen komen in aanmerking voor dit onderzoek:

  • Patiënten met een erfelijke vorm van FTD
  • Gezonde familieleden die weten dat zij de erfelijke aanleg dragen
  • Gezonde familieleden die 50% kans hebben om drager te zijn van de erfelijke aanleg. Zij hebben een eerste graad familielid (ouder, broer of zus) bij wie een erfelijke vorm van FTD is vastgesteld of wie een bekend drager is. Bij deze deelnemers wordt het genetisch onderzoek anoniem verwerkt: zij zijn niet op de hoogte van hun erfelijke aanleg

Wat wordt onderzocht?

Jaarlijks of eenmaal per twee jaar (afhankelijk van de keuze van de deelnemer) worden de volgende onderzoeken worden verricht:

  • Lichamelijk neurologisch onderzoek
  • Neuropsychologisch onderzoek
  • MRI scan van het hoofd
  • Bloedafname
  • Ruggenprik
  • Huidbiopt (eenmalig)

De ruggenprik en het huidbiopt zijn optioneel. De deelnemers kunnen kiezen of zij wel of niet op de hoogte gebracht willen worden van de uitkomsten van het neuropsychologisch onderzoek en de MRI scan. Meer informatie: ftdrisc@erasmusmc.nl

Lees ook