Zwangerschap

Geboortezorg vluchtelingen kan beter: ‘Alles was nieuw voor ons. Het was moeilijk.’

Iedere baby verdient een goede start in het leven. De eerste 1000 dagen zijn hierbij belangrijk. Toch laat de zorg voor zwangere asielzoekers in Nederland nog te wensen over. Hierdoor krijgen hun baby’s vaak een minder goede start.

Deel
8 likes
Leestijd 7 min
Ter Apel

Een hogere babysterfte rondom de geboorte, meer kinderen met een lager geboortegewicht en lage Apgarscores. Waarschijnlijk zijn dit de gevolgen van een minder goed georganiseerde geboortezorg voor zwangere asielzoekers die in een locatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) verblijven. Ook stress en andere nadelige omstandigheden spelen mee. Dat blijkt uit onderzoek onder leiding van hoogleraar Verloskunde Arie Franx van het Erasmus MC. 

Daarnaast krijgen zwangere asielzoekers vaker algehele narcose bij een spoedkeizersnede, dan andere zwangere vrouwen. De reden hiervoor lijkt niet medisch, dus een ruggenprik is dan ook mogelijk. ‘Toch wordt daar vaker vanaf gezien dan bij vrouwen zonder vluchtachtergrond. Waarom weten we niet, maar het kan te maken hebben met taalbarrières’, vertelt Franx. ‘Als de aanstaande moeder onder narcose is tijdens de geboorte, vinden wij dat minder goede zorg. Met een ruggenprik is de moeder wel wakker en krijgen moeder en kind samen een betere start.’ 

Gelijke toegang tot zorg

Een minder goede start kan leiden tot ongezondere kinderen en daardoor ook meer zorgkosten voor de samenleving. ‘Dit probleem moet je aan de voorkant oplossen door te zorgen voor passende zorg voor iedereen. Iedere zwangere, ongeacht achtergrond of status, moet dus toegang hebben tot zorg die is afgestemd op haar specifieke behoeften en omstandigheden’, aldus Franx. 

Het EGALITE project, zoals het onderzoek heet, is opgezet omdat er al langer aanwijzingen waren dat vrouwen met een vluchtachtergrond slechtere geboorte-uitkomsten hebben dan andere bevolkingsgroepen in Nederland. Voor het onderzoek zijn gegevens bestudeerd van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de landelijke Perinatale Registratie, die informatie verzamelt over zwangerschap en geboorte. Daarnaast zijn verloskundige dossiers, vragenlijsten, interviews en groepssessies met geboortezorgprofessionals en vrouwen met een vluchtachtergrond gebruikt. 

Een van de bevindingen is dat zwangere asielzoekers niet op tijd in de zorg terechtkomen. ‘Het duurt vaak te lang voordat de medische begeleiding van de zwangerschap wordt gestart’, legt Franx uit. ‘Deels is dit te verklaren doordat meer dan de helft van de asielzoekers die in Nederland een kind krijgen al zwanger was bij registratie in het asielzoekerscentrum. Toch geldt die late toegang tot zorg ook voor vrouwen die in de opvang zwanger worden en voor mensen die zelfs al een verblijfsvergunning hebben.

‘Het wisselen van zorgverleners is elke keer weer spannend. Soms kunnen vrouwen zelf de naam van de verloskundige, de praktijk, of zelfs het vorige AZC niet onthouden.’

Deelnemer professionele focusgroepen

Ook de veelvuldige overplaatsingen naar andere opvanglocaties hebben een negatief effect op de continuïteit van zorg. ‘Verloskundigen vertelden ons dat de vrouwen die wel onder controle zijn, ineens weg kunnen zijn naar een andere locatie. De zorgverleners weten niet altijd op tijd waarnaartoe en kunnen dan geen gegevens uitwisselen. De vrouwen zelf vertellen dat de overplaatsingen extra stress en onzekerheid geven.’

Aanbevelingen en randvoorwaarden

Op basis van alle bevindingen doet de onderzoeksgroep verschillende concrete aanbevelingen om de geboortezorg voor vluchtelingen te verbeteren. Deze gaan over de organisatie, toegankelijkheid, continuïteit, kwaliteit en de sociale context van de zorg. Zo moet de inzet van tolken bijvoorbeeld goed geregeld worden. Ook is het belangrijk dat zorgverleners rekening houden met de culturele achtergrond, waarden en behoeften van de vrouwen.

‘Alles was nieuw voor ons, nieuwe cultuur, nieuwe taal, alles nieuw, nieuwe regels, nieuwe sociale regels en heel veel afspraken. Het was moeilijk.’

Deelnemer interviews

In Nederland bevallen verspreid over talloze opvanglocaties van het COA zo’n 600 asielzoekers per jaar. Dit betekent dat op veel van die locaties maar heel weinig geboortes zijn. Zo waren er in de afgelopen tien jaar op de helft van de COA-locaties minder dan 5 bevallingen per jaar. Daarom pleiten de onderzoekers voor concentratie van geboortezorg voor zwangere asielzoekers op een beperkt aantal opvanglocaties. Het is een van de drie belangrijke randvoorwaarden voor het uitvoeren van hun aanbevelingen. 

Foto: hoogleraar Verloskunde Arie Franx van het Erasmus MC

‘Je kunt niet verwachten dat rond een opvanglocatie voor een paar bevallingen per jaar een volledig lokaal zorgnetwerk wordt opgezet. Terwijl dat wel nodig is om de zorg te kunnen verbeteren’, aldus Franx. ‘Als je de geboortezorg concentreert op een beperkt aantal locaties, wordt het makkelijker en efficiënter om verbeteringen door te voeren. Ook is het dan eenvoudiger om de zorg te verbeteren door wetenschappelijk onderzoek. Concentratie van geboortezorg voor vluchtelingen is dus de eerste belangrijke randvoorwaarde.’ 

Beter bekende richtlijnen

De andere randvoorwaarden zijn het ontwikkelen en breed verspreiden van praktijkgerichte richtlijnen voor professionals in de geboortezorg voor asielzoekers en statushouders én de verbetering van registratie en kwaliteitsmonitoring. Dit laatste is belangrijk om asielzoekers, statushouders en andere migrantengroepen beter te kunnen vinden in gezondheidsinformatiesystemen en landelijke cijfers.  

‘Alleen als je dat goed doet, kun je de zorg regelmatig evalueren, kennis en kunde verbeteren en uiteindelijk de onrechtvaardige gezondheidsverschillen verkleinen’, benadrukt Franx. ‘Deze vrouwen zijn hier nu, dat is een gegeven, wat je daar ook van vindt. We moeten voor hen zorgen zoals we ook voor onze moeders en zussen doen.’ 

Het rapport ‘Aanbevelingen voor persoonsgerichte geboortezorg voor asielzoekers en statushouders in Nederland’ is via deze link #5 Rapport EGALITE studie te lezen. Het onderzoek van het Erasmus MC is een samenwerking met onderzoekers van het UMCG, het Amsterdam UMC en het Radboudumc. Het is mogelijk gemaakt met steun van ZonMW. Ook eerstelijns verloskundigenpraktijken, het COA, Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) en GGD GHOR werkten aan verschillende onderdelen van het onderzoek mee. 

Op 9 januari 2025 promoveert arts-onderzoeker Julia Tankink van het Erasmus MC op dit onderzoek. 

Lees ook