‘Ik ben te laat’, mailt chirurg prof. Casper van Eijck een paar minuten voordat dit afscheidsinterview zal beginnen. Het tekent zijn accuratesse. Slechts vier minuten na de afgesproken tijd arriveert hij. Een rijzige gestalte met gedecideerde tred, gekleed in een blauw jack met oranje geborduurde letters: Support Casper.
De naam van die campagne, voortgebracht door de stichting Overleven met Alvleesklierkanker, is in acht jaar tijd een begrip geworden. Enkele nabestaanden van Van Eijcks patiënten richtten de club op om hem te helpen bij het vinden van een goede therapie tegen een van de meest dodelijke ziekten van Nederland: alvleesklierkanker. Miljoenen euro’s haalden ze al op voor onderzoek.
Dit najaar zat hij zelf nog op de fiets en beklom hij in Frankrijk de Mont Ventoux om geld op te halen voor zijn stichting. ‘Loodzwaar, maar wat was het fantastisch. Onvergetelijk.’
Van Eijck opereert al een poosje niet zelf meer en woont tegenwoordig in Spanje. Op de dag van het interview is hij in het Erasmus MC om de opening van het ATMP laboratorium bij te wonen. Hij heeft lang uitgekeken naar de komst van dit lab, waar de ziekenhuisapotheek verschillende levende medicijnen gaat maken, waaronder oncolytische virussen.
Proefbatch
In de loop van volgend jaar moet de eerste proefbatch worden gemaakt van zo’n oncolytisch virus. Immuno-virotherapie is een nieuwe vorm van immuuntherapie waarmee alvleesklierkanker kan worden behandeld. Alvleesklierkanker, zegt hij, is een ontzettend lastige ziekte. ‘De therapieën die de afgelopen jaren zijn onderzocht, werken lang niet bij alle patiënten. We zetten maar kleine stapjes vooruit.’
Alvleesklierkanker komt tamelijk vaak voor. Jaarlijks krijgen zo’n 3000 mensen de diagnose; de meeste van hen zijn zestigplus. Mannen krijgen iets vaker alvleesklierkanker dan vrouwen. De exacte oorzaak van alvleesklierkanker is niet bekend.
Er zijn wel een aantal triggers die de kans op deze ziekte vergroten. Roken, overgewicht, alcoholgebruik en chronische ontsteking van de alvleesklier kunnen een bijdrage leveren bij het ontstaan van een tumor. Bij ongeveer één op de tien alvleesklierkankerpatiënten is er sprake van erfelijke aanleg.
Van Eijck was begin jaren 2000 een van de eerste chirurgen ter wereld die de behandeling van alvleesklierkanker over een andere boeg gooide. ‘Operabele tumoren gingen we voor de operatie behandelen met chemotherapie om ze kleiner te maken. Bij borstkanker hadden we met die strategie goede resultaten geboekt.’
Daarna werden steeds nieuwe behandelstrategieën onderzocht en toegepast, maar de kans op langdurige overleving neemt nauwelijks toe: slechts 5 van de 100 patiënten is na 5 jaar nog in leven.
Toen Van Eijck in 1994 zijn opleiding tot chirurg voltooide, had hij al belangstelling voor de oncologie. Al snel ging hij zich toeleggen op alvleesklierkanker. ‘Operaties aan de alvleesklier zijn complex, daar heb je goede chirurgisch-technische vaardigheden nodig. En ik heb geen twee linkerhanden’, verklaart hij.
Warme band
Vanaf het eerste moment bouwde hij met zijn patiënten een warme band op. ‘Het is de aard van het beestje’, zegt hij daarover. ‘Mensen zeggen weleens dat het komt doordat ik zelf op jonge leeftijd mijn vader verloor aan kanker. Ik was 20. Het was een naar ziektebeloop.’
Hij geeft zijn patiënten vaak zijn mobiele nummer, waarop ze hem altijd mogen bellen als er iets is. Collega’s verbazen zich daar soms over. Van Eijck heeft er twee goede redenen voor. ‘Als je mensen je nummer geeft, voelen ze dat je betrokken bent.’ En ze bellen je alleen als het écht nodig is, is zijn ervaring. ‘Dat is goed. Want als ze je nummer niet hebben, en er is iets mis, dan komen ze met klachten op de spoedeisende hulp. Ze worden in de avond of in het weekend gezien door een arts die niet alle ins en outs kent en die vervolgens mogelijk de verkeerde behandelkeuzes maakt.’
Meer dokter
Hij voelde zich altijd meer dokter dan alleen chirurg. ‘De chirurg heeft het imago in mensen te willen snijden en verder nergens over na te denken. Dat klopt niet. Ik wil mijn patiënten niet alleen behandelen, ik wil met hen meelopen in het proces dat ze doormaken. Ik probeer hen hoop te bieden. Je moet daar voorzichtig mee zijn, want die hoop mag niet vals zijn. Nazorggesprekken horen er ook bij. Meestal met de nabestaanden. Dan wil ik weten: wat heb ik goed gedaan en vooral: wat kan er beter?’
Daar leerde hij veel van, zegt hij. ‘Ik leerde al vroeg dat ik altijd wél de dokter moet blijven. Een betrokken dokter, maar wel een dokter en geen maatschappelijk werker. Ik leerde ook dat ik eerlijk en direct moet zijn. En dat je ook begrip moet hebben voor de verwanten van de patiënt.’
Samenwerken
Van Eijck zocht ook verbinding met collega-artsen en wetenschappers in die andere tak van sport: wetenschappelijk onderzoek. Samenwerken staat bij Van Eijck niet hoog, maar bovenín het vaandel. De miljoenen van Support Casper worden besteed aan studies in het Erasmus MC Kanker Instituut, maar ook in het Amsterdam UMC en het LUMC .
Hij moet niks hebben van hoogleraren die als een kasteelheer hun eigen domein verdedigen. ‘Je moet het met elkaar doen. Daarom ben ik mede oprichter van de Dutch Pancreatic Cancer Group, een landelijke multidisciplinaire werkgroep van specialisten op het gebied van alvleesklierkanker. De zorg voor alvleesklierkanker wordt op die manier beter, vanuit de dokters zélf. Dokters zijn hier, in tegenstelling tot het buitenland, onafhankelijk en kunnen gerandomiseerde trials doen om te onderzoeken wat de beste behandeling is.’
Doorpakken
De voor hem opgerichte stichting Overleven met Alvleesklierkanker faciliteert de zoektocht naar de beste behandeling. Geld dat is ingezameld door zo’n innig bevriende stichting heeft als voordeel dat het snel en doelgericht kan worden ingezet. Er hoeven geen tijdrovende onderzoeksvoorstellen te worden geschreven. ‘De stichting geeft ons ruimte voor innovatief onderzoek. We kunnen snel doorpakken en dit onderzoek omzetten in iets waar patiënten op korte termijn baat bij hebben.’
Het succes van Support Casper zit hem onder andere in heldere communicatie, zegt hij. ‘We leggen heel concreet uit wat we met het geld doen. We vertellen bijvoorbeeld dat we er het ATMP-lab van betalen. Leggen we iets uit over onderzoek naar dendritische cellen, dan maken we daar een begrijpelijke animatie bij waarin wordt uitgelegd wat dendritische cellen zijn en wat ze doen.’
Boegbeeld
Van Eijck neemt op 27 oktober met een symposium afscheid van zijn patiënten. Verdwijnen achter de geraniums is echter geen optie. Hij blijft nauw betrokken bij het werk van de stichting en bij het onderzoek naar betere therapie voor alvleesklierkanker. Al hoopt hij dat de stichting het straks ook zonder hem als boegbeeld gaat stellen.
‘Koningin Wilhelmina is al 100 jaar dood, heeft nooit onderzoek gedaan en haar KWF bestaat nog steeds. Ik hoop dat de stichting een begrip wordt, zonder dat het om mij gaat. Het gaat om wat het team dat erachter zit voor elkaar krijgt. Dat mensen als Ron Fouchier, Bernadette van den Hoogen, Bas Groot Koerkamp en Joachim Aerts de financiële mogelijkheden krijgen om hun werk af te maken.’