Bij een heel kleine groep patiënten in Nederland functioneren zowel de nieren als de lever zo slecht dat ze een donornier én -lever nodig hebben. Vroeger kregen zij in één operatie een donornier en –lever geïmplanteerd. Maar transplantatiechirurg Robert Minnee opereert deze patiënten in het vervolg in twee stappen. Eerst krijgt hij/zij een nieuwe lever, een à twee dagen later volgt de nier. Het Erasmus MC Transplantatie Instituut is het enige centrum in Nederland dat deze methode toepast.
Dat zit zo, legt Minnee uit: ‘Als je net een lever hebt geïmplanteerd, scheidt die veel afvalstoffen uit die niet goed zijn voor de nieren. Als de kersverse donornier net na de transplantatie die afvalstoffen moet verwerken, komt hij vertraagd op gang en maakt hij een moeilijke start. De patiënt moet dan vaak de eerste dagen dialyseren.’ Als ongeveer een etmaal wordt gewacht met de implantatie van de donornier, kunnen deze afvalstoffen door het lichaam worden verwerkt.
Bloeddruk
En er is nog een reden om even te wachten met het implanteren van de nier. ‘De nier heeft net na de ingreep een wat hogere bloeddruk en extra vocht nodig om goed te kunnen plassen. De lever wil zo’n hoge bloeddruk juist niet en functioneert beter bij een gelijkmatige vochtbalans. De lever maakt bovendien stollingsfactoren aan. Dat doet hij net na de transplantatie nog niet goed. Door een pauze in te lassen, doe je beide donororganen een plezier.’
Er zijn jaarlijks ongeveer zes patiënten die in aanmerking komen voor deze dubbele lever-niertransplantatie. Zij hebben bijvoorbeeld een metabole ziekte. Dat is een aandoening, vaak door een fout in de genen, waardoor eiwitten of andere stoffen zich ophopen in de organen. Daardoor treedt op termijn lever- en nierfalen op.
Aanvankelijk kunnen patiënten nog dialyseren om het disfunctioneren van de nieren op te vangen, maar als de lever eenmaal zo slecht is geworden dat een levertransplantatie nodig is om het leven van de patiënt te redden, dient vaak ook tegelijkertijd een donornier te worden geïmplanteerd.
Amerikaans onderzoek
De nieuwe methode werd voor het eerst uitgevoerd en onderzocht in de Verenigde Staten. ‘Men verdeelde daar 130 patiënten in twee groepen’, vertelt Minnee. ‘De ene groep kreeg tijdens één ingreep zowel de lever als de nier geïmplanteerd, bij de tweede groep werd de nieuwe nier gemiddeld twee dagen op een perfusiepomp gezet en pas twee dagen later geïmplanteerd. In de tweede groep bleken de patiënten sneller en beter op te knappen.’ Maar twee keer zo kort achter elkaar onder het mes: is dat niet zwaar voor patiënten? ‘De voordelen van een pauze tussen beide transplantaties wegen echt ruimschoots op tegen de nadelen.’
Het Erasmus MC Transplantatie Instituut heeft twee van zulke ‘uitgestelde dubbele transplantaties’ gedaan. Het liefst ziet hij dat deze dubbele transplantaties altijd volgens de nieuwe methode worden uitgevoerd. ‘De neiging van ons, transplantatiechirurgen, was altijd om een orgaan zo snel mogelijk na uitname in het lichaam van de ontvanger te implanteren’, legt hij uit.
Perfusiepomp
Maar een perfusiepomp, waarbij een donororgaan eerst een poosje wordt gespoeld met een perfusievloeistof, geeft goede resultaten. De introductie van deze perfusietechniek heeft ervoor gezorgd dat zo’n uitgestelde methode kon worden uitgeprobeerd. Met goede resultaten, blijkt nu. En die resultaten worden steeds beter: ‘Op dit moment is het adagium dat een nier maximaal 48 uur buiten het lichaam op de pomp kan worden opgeknapt. Maar er zijn al aanwijzingen dat de resultaten zelfs nóg beter worden als je de nier langer dan 48 uur spoelt. Zo worden we steeds beter in wat we doen.’