Mensen met een lager inkomen hebben meer psychische problemen en gebruiken meer geestelijke gezondheidszorg. Uit nieuw onderzoek blijkt nu dat inkomensongelijkheid ook doorwerkt tijdens de behandeling in de gespecialiseerde ggz.
Een nieuwe studie, gepubliceerd in The Lancet Psychiatry, laat zien dat mensen met een lager inkomen bij aanvang van behandeling ernstigere stoornissen hebben, in vergelijking met mensen met een hoger inkomen. En dat hun functioneren minder vaak verbetert tijdens de behandeling, zelfs wanneer de onderzoekers rekening houden met de diagnose en de ernst van de ziekte. 43 procent van de patiënten in de hoogste inkomensgroep ervaart betere mentale gezondheid na de eerste reeks behandelingen, vergeleken met 26 procent van de patiënten met lage inkomens.
Het onderzoek toont ook aan dat patiënten met inkomens in de laagste twintig procent van de Nederlandse bevolking minder behandelminuten krijgen dan patiënten met vergelijkbare diagnoses en ziekte-ernst in de hoogste twintig procent van de inkomensverdeling. Bovendien is de kans groter dat patiënten met een laag inkomen een aanvullende behandeling krijgen nadat ze de eerste behandeling hebben afgerond.
Gesprek starten
De resultaten tonen aan dat beleidsmakers verder moeten kijken dan toegang tot zorg, stellen de wetenschappers. ‘We weten uit internationaal onderzoek dat mensen met een lager inkomen minder toegang hebben tot geestelijke gezondheidszorg. Nu tonen we voor het eerst aan dat die ongelijkheid voortduurt tijdens de behandeling. Beleid dat zich alleen richt op het verbeteren van de toegankelijkheid van de ggz mist de mogelijke rol van inkomensongelijkheid tijdens de behandeling. Daar willen we het maatschappelijke gesprek over starten’, aldus onderzoeksleider Francisca Vargas Lopes.
Op basis van dit onderzoek kan Vargas Lopes de oorzaken van de verschillen niet vaststellen. ‘Waarschijnlijk heeft het te maken met de interactie tussen de patiënt, de sociale omgeving en het systeem van geestelijke gezondheidszorg. Je kunt je voorstellen dat dat mensen met een laag inkomen de behandeladviezen minder goed volgen, een minder gunstige thuisomgeving hebben voor herstel of minder goed om te juiste hulp kunnen vragen. Er kan ook een mismatch zijn tussen de professional in de geestelijke gezondheidszorg en de patiënt in bepaalde kwetsbare groepen met een laag inkomen, wat de resultaten van de behandeling belemmert.’
Vargas benadrukt dat dit hypotheses zijn die verder onderzocht moeten worden. ‘We hopen dat onze studie het bewustzijn rond verschillen in behandelingen en resultaten in de geestelijke gezondheidszorg vergroot en nieuw onderzoek in gang zet.’
Kloof arm en rijk
Vargas Lopes adviseert om in toekomstig onderzoek ook kwalitatieve gegevens te verzamelen, bijvoorbeeld via interviews met patiënten en zorgverleners, om mogelijke oorzaken achter de verschillen in het behandeltraject te achterhalen. ‘Met deze aanvullende informatie kunnen we aanbevelingen doen aan beleidsmakers en zorgverleners over hoe we de rol van behandeling kunnen maximaliseren bij het dichten van de kloof tussen arm en rijk in geestelijke gezondheid.’