Retroscoop

Overleving beenmergziekte multipel myeloom ging van 2 naar 10 jaar

Toen de loopbaan van hematoloog prof. Pieter Sonneveld begon, was multipel myeloom binnen twee jaar dodelijk. Veertig jaar later leven patiënten gemiddeld zeven tot tien jaar na diagnose van deze vorm van beenmergkanker, die ook wel bekend is als de ziekte van Kahler. ‘Als arts wilde ik het beste voor mijn patiënten.’

Deel
101 likes
Leestijd 4 min
Amazing_PieterSonneveld_DSCF0710
Foto Esther Morren
In de Retroscoop kijken medisch specialisten van het Erasmus MC die met pensioen gaan terug op hun vakgebied. Welke revoluties hebben zich voltrokken? De hamvraag: wat kon je betekenen voor de patiënt toen je begon, en hoe is dat nu?

Pieter Sonneveld raakte al tijdens zijn opleiding geneeskunde geïnteresseerd in leukemie. ‘Het was een zeer ernstige ziekte waar mensen toen snel aan overleden’, herinnert hij zich. ‘Ik dacht: als ik daarin duik, kan ik een zinvolle wetenschappelijke onderzoekslijn opbouwen.’

Omdat het onderzoek naar leukemie zich al snel ontwikkelde, maakte Sonneveld multipel myeloom tot speerpunt. Multipel myeloom is de ongecontroleerde deling van kwaadaardige plasmacellen in het beenmerg. ‘Ik kreeg steeds meer patiënten met multipel myeloom op de poli, waarvoor slechts weinig behandelingen bestonden. Voor hen bleef de prognose slecht.’

Twee stappen

Gedurende zijn carrière zijn er twee grote stappen gezet bij de behandeling van multiple myeloom, vertelt hij. ‘Er zijn veel meer en betere behandelingen beschikbaar gekomen. Én artsen en onderzoekers die zich met de ziekte bezighouden, hebben zich beter georganiseerd.’ Over dat laatste straks meer.

Een patiënt met multipel myeloom bleef veertig jaar geleden gemiddeld nog twee jaar in leven, met allerlei invaliderende symptomen zoals spontane botbreuken, frequente infecties en bloedarmoede. Oudere patiënten overleefden nog korter. ‘We behandelden patiënten met prednison en verder probeerden we met palliatieve zorg het lijden te verlichten.’

In de jaren 90 boekte Sonneveld een eerste succes. Hij introduceerde de autologe stamceltransplantatie, een nieuwe techniek waarmee in Engeland werd geëxperimenteerd. Gezonde stamcellen werden uit het beenmerg van de patiënt gehaald, ingevroren en weer teruggeplaatst nadat een heftige chemokuur de myeloomcellen in het lichaam had gedood. Door de gezonde stamcellen herstelde het bloed zich vervolgens weer.

Verbetering

Van de overheid kreeg hij een subsidie van 10 miljoen gulden om deze nieuwe behandeling te onderzoeken en beschikbaar te maken voor Nederlandse myeloompatiënten. De resultaten waren goed. ‘De overleving ging van 2 naar 5 jaar. Een verbetering, maar nog niet goed genoeg. Als arts wilde ik de beste behandeling voor mijn patiënten’, blikt Sonneveld terug.

Autologe stamceltherapie werd de standaard en hieraan konden Sonneveld en zijn collega’s in de jaren erna allerlei nieuwe medicijnen toevoegen, zoals thalidomide en bortezomib. Dat zijn targeted treatments die stap voor stap de resultaten voor mensen met multipel myeloom verbeterden.

Vooral voor de oudere patiënt was de komst van targeted therapie een sprong voorwaarts. ‘Deze groep patiënten verdraagt stamceltransplantatie niet. Dus voor hen was deze nieuwe generatie geneesmiddelen een grote winst.’

Immuuntherapieën

Een volgend succes werd geboekt met de komst van immuuntherapieën, die ook terrein winnen bij andere vormen van kanker. Immuuntherapie heeft ervoor gezorgd dat de levensverwachting van een 70-jarige patiënt werd verlengd van 3 naar 7 jaar’, zegt Sonneveld.

Een recent voorbeeld is CAR-T cel-therapie. Daarbij worden immuuncellen van de patiënt in het lab bewerkt zodat ze actief worden tegen myeloomcellen.

Schoon

Klap op de vuurpijl: de nieuwe generatie geneesmiddelen heeft minder bijwerkingen en volgens de meest recente studies heeft een kwart van de patiënten helemaal geen ziekteverschijnselen meer. ‘De toekomst moet leren of zij ook op de langere termijn ‘schoon’ blijven. Daar wordt uiteraard veel onderzoek naar gedaan, vertelt Sonneveld.

‘Naast klinisch onderzoek doen we ook veel onderzoek naar meer fundamentele vragen. Waarom gedraagt de ziekte zich op deze manier, hoe wordt de ziekte resistent tegen therapieën, kunnen we in de toekomst voorspellen welke patiënt baat heeft bij de therapie?’

Organisatie

Deze en veel meer vragen over de toekomstige behandeling van multiple myeloom worden bestudeerd door een bevlogen, internationale groep wetenschappers en artsen, verenigd in het European Myeloom Network (EMN). Daarmee zijn we aanbeland bij de eerder genoemde tweede stap die volgens Sonneveld van cruciaal belang was: een betere organisatie van artsen en wetenschappers.

Multipel myeloom is met 1100 diagnoses per jaar in Nederland een betrekkelijk zeldzame ziekte. Wil je goed onderbouwd wetenschappelijk onderzoek doen, dan heb je veel patiënten nodig. Daarom was het belangrijk dat artsen en wetenschappers, maar vooral ook patiënten bij elkaar kwamen. Dat gebeurde met de oprichting van het EMN, waarvan Sonneveld de initiatiefnemer en voorzitter is.

Diversiteit

‘Trials zijn duur en ingewikkeld. De industrie wijkt daarom vaak uit naar goedkope landen, omdat geneesmiddelenstudies daar gemakkelijker op te zetten zijn. Met het European Myeloom Network organiseren we trials onder de verantwoordelijkheid van onafhankelijke, samenwerkende  academische instituten, en ENM bepaalt welke patiënten eraan kunnen meedoen.’

Natuurlijk doet het EMN dat in samenwerking met partijen uit de farmaceutische industrie, zij stellen de geneesmiddelen en fondsen beschikbaar, vertelt hij. ‘Maar wij zijn de sponsor en bepalen hoe de studies worden uitgevoerd. We hebben inmiddels 28 registratietrials van nieuwe geneesmiddelen uitgevoerd waar in totaal 15.000 patiënten uit Europa, Azië, Verenigde Staten en Canada aan hebben meegewerkt.’

Omdat die studies zo groot zijn, kun je er ook diversiteit in bouwen. ‘Deze ontwikkeling brengt de klinische research terug naar de academische centra in een gecoördineerd Europees proces. Dat komt de kwaliteit en interpretatie van de studies ten goede.’

Over Pieter Sonneveld

Pieter Sonneveld studeerde geneeskunde in Utrecht ging in 1976 aan het werk in Rotterdam. In 1977 startte hij zijn onderzoek naar leukemie bij prof. Dick van Bekkum en prof. Bob Löwenberg. In 1980 promoveerde hij in Leiden.

Na een fellowship bij de National Institutes of Health in de VS begon hij in 1982 de opleiding tot internist in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam. Vanaf 1986 werkte hij als hematoloog en richtte hij een onderzoeksgroep op.

In 1998 werd hij benoemd tot hoogleraar. Vanaf 2011 was hij afdelingshoofd Hematologie, themavoorzitter Daniel den Hoed en later voorzitter Erasmus MC Kanker Instituut en ook afdelingshoofd a.i. afdeling Radiotherapie.

Hij leidde de HOVON Myeloom werkgroep, was president van de European Hematology Association 2017-2019, chairman van European Myeloma Network  vanaf 2014 en boardmember van diverse internationale instituten. Hij ontving vele internationale prijzen, waaronder de Jan Waldenstrom Life-time Achievement Award.

Sonneveld ging officieel in 2021 met emeritaat en werd in juni benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau vanwege zijn grote verdiensten voor de ontwikkeling van de hematologische wetenschap. Hij zet zijn werk voort in Europees verband.

Lees ook