Vrouwen met hormoongevoelige, uitgezaaide borstkanker krijgen vaak tumorgroeiremmers toegevoegd aan hormoontherapie. De groeiremmers, CDK4/6-remmers genoemd, versterken namelijk de werking van de therapie. Met een eenvoudige bloedtest kunnen artsen de patiënten herkennen die gebaat zijn bij directe toevoeging van CDK4/6-remmers aan de hormoontherapie, in tegenstelling tot patiënten die beter nog even kunnen wachten met de remmers. Dat is althans de verwachting van de wetenschappers die de bloedtest hebben onderzocht. De resultaten publiceerden ze in Nature Medicine.
In een eerdere studie, de SONIA-studie, was gebleken dat uitgesteld gebruik van de CDK4/6-remmers net zo effectief is als toevoeging in een vroeg stadium. Bij uitgesteld gebruik worden vrouwen minder lang blootgesteld aan bijwerkingen.
De tekst gaat verder onder het kader
De SONIA-studie
Bij vrouwen met uitgezaaide, hormoongevoelige borstkanker versterken CDK4/6-remmers de werking van hormoontherapie. De vraag was: werkt dat het beste als je direct een CDK4/6-remmer toevoegt aan de hormoontherapie, of kan de remmer ook later worden toegevoegd?
De SONIA-studie vergeleek beide behandelstrategieën. Conclusie: direct starten met CDK4/6-remmers leidt niet tot betere uitkomsten. Maar zo’n directe start betekent wel dat een patiënt gemiddeld 16,5 maand langer wordt behandeld met de remmers.
De vraag die na de SONIA-studie overbleef, was of late toediening van CDK4/6-remmers voor iedere individuele patiënt het beste is. Om dat uit te zoeken hebben de onderzoekers in het lab het bloed van vrouwen met uitgezaaide borstkanker onder de loep genomen.
Ze pasten daarvoor een bepaalde bloedtest toe: de mFast-SeqS assay. Met deze test kan worden aangetoond of er veel of weinig ctDNA aanwezig is in het bloed. CtDNA zijn minuscule fragmenten afkomstig van de tumor.
Twee groepen
Na het doen van deze test konden de vrouwen met uitgezaaide borstkanker worden verdeeld in twee groepen: een groep vrouwen met veel ctDNA – ongeveer een derde van de patiënten – en een groep patiënten met weinig ctDNA.
Verdere analyse toonde aan dat patiënten met veel ctDNA baat lijken te hebben van directe toevoeging van CDK4/6-remmers aan de hormoontherapie. Vrouwen met weinig ctDNA in het bloed lijken juist geen baat te hebben bij direct gebruik van de remmers.
Onafhankelijke studie
De resultaten moeten nog bevestigd moeten worden in een onafhankelijke studie met andere deelnemers. Maar de onderzoekers verwachten dat deze bloedtest kan worden gebruikt om vóór de start van de behandeling per patiënt te bepalen welke behandelstrategie de beste is.
Binnen het Erasmus MC Kanker Instituut werkten arts-onderzoekers Lisa Jongbloed en Noor Wortelboer en hoofonderzoekers prof. dr. John Martens, prof. dr. Agnes Jager en dr. Saskia Wilting samen met het SONIA-team, naast prof. dr. Agnes Jager van het Erasmus MC Kanker Instituut bestaande uit, dr. Inge Konings van het Amsterdam UMC Cancer Center Amsterdam, prof. dr. Gabe Sonke van het Antoni van Leeuwenhoek / Nederlands Kanker Instituut en de Borstkanker Onderzoekgroep (BOOG).
De SONIA studie is mede mogelijk gemaakt door ZonMW en Zorgverzekeraars Nederland. Het aanvullende bloedonderzoek is gefinancierd door subsidies van KWF en Breast Cancer Now.