Vanwege de onveilige situatie in Congo weken research-analist Marjan Boter, universitair docent Bas Oude Munnink en wetenschappelijk onderzoekers Leonard Schuele en Luca Zaeck van de afdeling Viroscience uit naar buurland Rwanda. Daar gaven ze in het Universitair Ziekenhuiscentrum van Butare (CHUB) drie weken lang trainingen aan meerdere onderzoekers uit DRC en buurlanden. De Congolese onderzoekers namen virus- en patiëntmonsters van het virus mee.
De trainingen zijn bedoeld om het monkeypox-virus beter te kunnen onderzoeken en analyseren, om zo te ontdekken hoe het virus wordt overgedragen en hoe het zich verspreidt. ‘We zien bij de huidige uitbraak in Kamituga een nieuwe variant die seksueel overdraagbaar is’, vertelt Oude Munnink. ‘Twee jaar geleden was ongeveer 99 procent van de geïnfecteerden man, nu is de helft van de geïnfecteerden vrouw. Bovendien worden tijdens deze uitbraak ook veel kinderen besmet. Waarschijnlijk door transmissie binnen het gezin.’
De noodzaak om de trainingen te geven is dus groot. Het apenpokkenvirus ontwikkelt zich namelijk vooral in gebieden met beperkte middelen, zoals het Congobekken. ‘Dit virus is nog relatief onbekend, dus hebben we meer kennis nodig om ons ertegen te beschermen. Het is essentieel om te begrijpen wat er in Afrika gebeurt om ons voor te bereiden op een mogelijke uitbraak in Europa. Daar zetten wij ons binnen de afdeling Viroscience voor in.’
Meer problemen
Volgens wetenschappelijk onderzoeker Zaeck geeft deze nieuwe variant ook meer problemen. ‘Het virus kan ernstige ziekte veroorzaken en verspreidt zich vooral onder jonge kinderen. Ook de gemiddelde leeftijd van de geïnfecteerde volwassenen is omlaaggegaan.’
Het monkeypox-virus verspreidt zich in de DRC voornamelijk via sekswerkers die veel tussen verschillende gebieden reizen, wat de verspreiding ook naar andere landen versnelt. ‘Daarom is het cruciaal om te begrijpen hoe het precies wordt overgedragen, met welke snelheid dat gebeurt en hoe het zich gedraagt’, beklemtoont Oude Munnink. ‘Deze kennis helpt ons om effectievere maatregelen te nemen tegen de verspreiding.’
Vervolgtrainingen
In januari gingen een aantal wetenschappers voor het eerst naar Rwanda en in juni voor de tweede keer. ‘De eerste keer wisten we niet wat we moesten verwachten’, zegt research analist Boter. ‘Toen kwamen we in een laboratorium terecht met open ramen, waar vaak ook nog eens apen in de raamkozijnen zitten. Het is daar zo anders dan wat wij hier gewend zijn.’
Ook wetenschappelijk onderzoeker Schuele kan zich zijn verbazing nog goed herinneren. ‘Het internet werkt slecht en je hebt hier regelmatig power cuts. Daardoor was het voor ons moeilijk om de software die wij gebruiken bij de analyse te downloaden. De tweede keer was dat al anders en hadden we onze manier van werken al meer aangepast aan de omstandigheden. Ook wij leren hier veel van.’
Middelen meenemen
Middelen zoals ontsmettingsmiddel en stromend water zijn volgens Boter in het lab in Rwanda een luxe. Ook het laboratorium is beperkt ingericht. ‘Er is daar niet makkelijk aan goede middelen te komen, dus hebben wij die via Denemarken laten leveren’, aldus Oude Munnink. ‘Dan kunnen ze ook zelf meer doen, zoals onderzoeken hoe besmettingen verlopen binnen een huishouden.’
‘Veel dingen werken vaak niet zoals je verwacht, dus je moet creatief zijn. Flexibiliteit is de sleutel’, valt Zaeck hem bij. ‘Je kunt wel een plan hebben, maar of je het ook kunt uitvoeren is een tweede. Je kunt van alles doen, maar wel op een andere manier. Het is met recht een uitdaging.’
Antistoffen en sequensen
Tijdens de training die in totaal drie weken duurde hebben de Afrikaanse onderzoekers geleerd hoe ze zelf kunnen testen op antistoffen en hoe ze sequenties van virussen kunnen bepalen en analyseren. ‘Vanwege de taalbarrière was dat soms lastig, maar uiteindelijk begrepen we elkaar altijd wel’, zegt Zaeck. ‘Wij zijn blij dat we hen konden helpen en zij zijn heel dankbaar dat we geweest zijn.’
De vier wetenschappers houden zeker nog contact met de collega’s die ze getraind hebben. ‘Al neem ik niet altijd mijn telefoon meer op, want ze bellen soms midden in de nacht. En in Rwanda is het dan heel normaal om op te nemen, want ze bellen heel veel, maar voor mij kan het ook wel wachten tot de volgende dag’, sluit Oude Munnink lachend af.