Dat blijkt uit onderzoek van het Erasmus MC Kanker Instituut waarvan de resultaten zijn gepresenteerd op een Internationaal Urologiecongres. De onderzoekers pleiten voor invoering van een risicogerichte screening op prostaatkanker in alle Europese landen. Zo’n risicogerichte screening verkleint bovendien de kans op overdiagnose.
Mannen bij wie prostaatkanker via een screeningprogramma wordt ontdekt, leven gemiddeld een jaar langer met hun ziekte zonder dat deze verergert. Als de prostaatkanker al wel is verergerd, ontstaan verdere uitzaaiingen gemiddeld twee en een half jaar later dan bij mannen die niet gescreend waren.
ERSPC
De onderzoekers analyseerden de gegevens van 43.000 mannen die al eerder meededen aan een groot Europees wetenschappelijk onderzoek, de European Randomised Study of Screening for Prostate Cancer (ERSPC). Daaruit bleek dat screening door middel van een simpele bloedtest (de PSA-test) de sterfte aan prostaatkanker met 20 tot 35 procent vermindert.
Nadelen
Maar het vroeg opsporen van de ziekte had ook een negatieve kant. Er werden veel kankers gediagnosticeerd die wellicht zonder diagnose nooit tot klachten hadden geleid. Prostaatkanker ontwikkelt zich bij veel mannen heel langzaam waardoor zij niet aan, maar met de ziekte overlijden. De kennis dat zij kanker hebben heeft echter veel impact op het leven van de mannen. Zij krijgen bovendien vaak ingrijpende behandelingen. Drs. Sebastiaan Remmers (foto), onderzoeker op de afdeling Urologie van het Erasmus MC: ‘Screening leidt dus ook tot overdiagnose en vervolgens ook tot overbehandeling.’
Voordelen
De voordelen van screenen kunnen echter toch opwegen tegen de nadelen omdat met de voorgestelde risicogerichte screening de mate van overdiagnose aanzienlijk wordt verminderd’, vindt Remmers. ‘Langer leven in betere gezondheid is belangrijk. Ook blijkt uit ons onderzoek nog een voordeel van screenen: het kan lijden aan vergevorderde prostaatkanker uitstellen – of zelfs voorkomen. Dat pleit voor de verdere ontwikkeling van georganiseerde, geïndividualiseerde screeningprogramma’s.’
Beating Cancer
De Europese Vereniging voor Urologie (EAU) roept op om prostaatkankerscreening op te nemen in het nieuwe “Beating Cancer”-plan van de Europese Unie. De EAU beveelt een risicogebaseerde aanpak van prostaatkankerscreening aan. Daarbij wordt de screening afgestemd op de individuele patiënt. ‘Dus hoe vaak iemand gescreend moet worden hangt dan bijvoorbeeld af van PSA-niveau, familiegeschiedenis, etniciteit, genmutatie en prostaatgrootte, maar ook iemands leeftijd’, aldus Remmers. ‘Zo’n systematische en gepersonaliseerde aanpak verkleint de kans op overdiagnose of overbehandeling van kankers die een minimale bedreiging vormen.’
Achterhaald
Argumenten tegen screenen zijn dan ook achterhaald door nieuwe ontwikkelingen op zowel het gebied van screenen als op het gebied van behandelen, vindt mede-onderzoeker Monique Roobol. ‘We kunnen tegenwoordig de opsporing van kankers met een laag risico aanzienlijk verminderen door adequate risicostratificatie. Bovendien betekende de diagnose in het verleden automatisch een radicale behandeling, zoals een operatie of bestraling, die allemaal bijwerkingen hebben. Nu hebben we andere opties voor kanker met een laag risico, zoals active surveillance (goed volgen, zonder te behandelen, red.) met inbegrip van MRI-scans, die minder impact hebben op de levenskwaliteit.’
Screening in Europa
Prostaatkanker is een van de belangrijkste doodsoorzaken bij mannen in Europa: nummer één in Zweden, nummer twee in Duitsland en nummer vijf in veel andere landen. In het Verenigd Koninkrijk sterven elk jaar meer mannen aan prostaatkanker dan vrouwen aan borstkanker. Prostaatkankerscreening is slechts in enkele Europese landen of regio’s georganiseerd, waaronder Litouwen en delen van Zweden. De meeste andere landen, waaronder het VK en Nederland, screenen mannen niet systematisch op de ziekte uit vrees voor overdiagnose en overbehandeling. Ongeorganiseerde screening leidt echter vaak alleen tot overdiagnose en overbehandeling en heeft geen effect op de sterfte.
Mede-auteurs van deze studie zijn prof.dr. Monique Roobol, afdeling Urologie en ir. Daan Nieboer, afdelingen Urologie & Maatschappelijke Gezondheidszorg.