Het lichaam van de 17-jarige Birgitte Tengs werd in 1995 gevonden in een weiland in de buurt van haar huis in Noorwegen. Ze was verkracht en vermoord. De zaak is een van de bekendste cold cases van Noorwegen. In december 2022 meldde het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) dat ze een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het forensisch DNA-onderzoek in deze zaak. Dat geeft de zaak ook een Rotterdams tintje: de NFI-onderzoekers gebruikten een methode die ontwikkeld is door onderzoekers van de afdeling Genetische Identificatie aan het Erasmus MC.
Bebloede panty
Het gaat om RMplex: een methode die nauw verwante mannen van elkaar kan onderscheiden op basis van het Y-chromosoom. De methode kwam goed van pas in de zaak van Birgitte Tengs. Het Y-chromosomale DNA in een spoor op haar bebloede panty was namelijk een match met de verdachte. Maar met het standaard Y-chromosomale forensisch DNA-onderzoek kon niet worden uitgesloten dat het DNA van een van de mannelijke verwanten van de verdachte was.
Het Y-chromosoom wordt namelijk van vader op zoon in principe onveranderd doorgegeven. Dit betekent dat iedereen in dezelfde vaderlijke lijn hetzelfde Y-chromosoom bezit: zo vader, zo zoon. Gewone Y-chromosomale DNA-kenmerken kunnen dus niet gebruikt worden om een enkel mannelijk individu als verdachte aan te wijzen. Het kan immers ook zijn vader, zoon, neef, opa of broer zijn geweest.
Overmaat vrouwelijk DNA
Forensisch DNA-onderzoek naar het Y-chromosoom is vooral relevant bij verkrachtingszaken. ‘Bemonsteringen van bijvoorbeeld de kleding of het lichaam van het vrouwelijke slachtoffer bevatten vaak een overmaat aan haar DNA. Dat overschaduwt het DNA van de mannelijke dader.
Y-chromosomaal DNA-onderzoek kan in de meeste gevallen uitkomst bieden. ‘Aangezien alleen mannen een Y-chromosoom bezitten, is elk Y-chromosoom dat je in de bemonstering vindt per definitie van de mannelijke donor’, legt dr. Arwin Ralf uit. Hij is onderzoeker aan de afdeling Genetische Identificatie en promoveerde op de RMplex-methode.
Maar in sommige zaken is standaard Y-chromosomaal DNA-onderzoek niet toereikend. Wanneer dit onderzoek het enige bewijs is, kan de verdachte als verweer aandragen dat het gevonden Y-chromosomale DNA niet van hem maar van een van zijn mannelijke verwanten afkomstig is. In zo’n geval kan RMplex de doorslag geven, zoals in de Noorse zaak.
Kopieerfoutjes
Met RMplex kunnen kleine verschillen tussen Y-chromosomen van nauw verwante mannen opgespoord werden. ‘Ondanks dat het Y-chromosoom nagenoeg onveranderd wordt doorgegeven van vader op zoon, kunnen er toch kleine kopieerfoutjes, ofwel mutaties, optreden’, vertelt professor Manfred Kayser, hoofd van de afdeling Genetische Identificatie en hoogleraar forensische moleculaire biologie bij het Erasmus MC. Kayser werkt al bijna 30 jaar aan forensisch Y-chromosomaal DNA-onderzoek. Het is een van de onderzoekslijnen van zijn afdeling, die het vakgebied van de forensische moleculaire biologie op verschillende deelgebieden innoveert.
Broers vielen af
De mutaties op het Y-chromosoom gebruiken de onderzoekers om onderscheid te maken tussen mannelijke verwanten. Als in de bemonstering van een plaats delict bijvoorbeeld een bepaalde mutatie op het Y-chromosoom wordt gevonden die bij de verdachte aanwezig is, maar niet bij zijn mannelijke verwanten, dan kunnen deze verwanten worden uitgesloten als mogelijke DNA-donor.
En dit was dus precies het geval in de Noorse zaak: de verdachte matchte met de gevonden mutatie in het DNA-spoor op de bebloede panty van het slachtoffer, maar de broers niet en vielen dus af als mogelijke donor.
Vatbaar voor mutaties
Met RMplex kijken de onderzoekers specifiek naar bepaalde plekken op het Y-chromosoom waarop ze verwachten vaker mutaties te vinden. ‘We hadden eerder ontdekt dat bepaalde plekken op het Y-chromosoom vatbaarder zijn voor mutaties’, legt Kayser uit. ‘Deze plekken hebben we Rapidly Mutating Y-chromosomal Short Tandem Repeat (RM Y-STR) kenmerken genoemd – vandaar ook de naam van de methode: RMplex.’
Met RMplex is het mogelijk om gericht naar 30 dergelijke plekken op het Y-chromosoom te kijken die sneller muteren. Kayser en zijn team publiceerden deze methode in het tijdschrift Forensic Science International: Genetics.
Uit onderzoek blijkt dat RMplex in staat is om in 43 procent van de onderzochte vader-zoonparen onderscheid te maken tussen de twee individuen. Bij broers was dit zelfs in twee derde van de gevallen, terwijl vijf van de zes neven van elkaar werden onderscheiden. Deze studie van Kayser en zijn team, in samenwerking met collega’s van binnen en buiten het Erasmus MC, verscheen in het tijdschrift Human Genetics. De onderzoeksgroep is momenteel bezig om RMplex nog verder te verbeteren door nog meer RM Y-STR’s te vinden en in de methode te integreren.
Bijzondere zaak: wie van de tweeling?
Het NFI loste met medewerking van prof. dr. Manfred Kayser recent nog een andere bijzondere zaak op. Het gaat om een verkrachtingszaak in Drenthe waar de verdachte een eeneiige tweeling was. Standaard DNA-bewijs werkt niet bij eeneiige tweelingen omdat zij hetzelfde forensisch DNA-profiel hebben.
Voor het eerst in Nederland werd in deze strafzaak deep whole genome sequencing gebruikt. Dat bracht heel zeldzame mutaties aan het licht, die een van de twee tweelingen bezat en de ander niet. Op grond daarvan kon geconcludeerd worden dat het DNA in het spoor met grote waarschijnlijkheid afkomstig was van de verdachte, en niet van zijn tweelingbroer. Het leidde tot een veroordeling en een celstraf.