‘Mijn proefschrift is gericht op twee verschillende aandoeningen van het tandglazuur’, vertelt onderzoeker en kaakchirurg-in-opleiding Justin van der Tas. ‘Kaaskiezen én gaatjes bij schoolgaande kinderen. Om meer te weten te komen over deze aandoeningen, ben ik op zoek gegaan naar mogelijke oorzaken.’
Wat zijn kaaskiezen?
‘Het glazuur bij deze kiezen, maar dat kunnen ook tanden zijn, is niet goed aangelegd door een stoornis in het mineraalgehalte van het tandglazuur. Ze hebben hierdoor een beetje gelige kleur, omdat de onderlaag die onder het glazuur zit erdoorheen schijnt. Ook verliezen sommige kinderen spontaan glazuur, waardoor het lijkt alsof er gaten in de kiezen en tanden vallen, vandaar de naam kaaskiezen ook wel ‘kaasmolaren’ genoemd.’
Wat merken deze kinderen daarvan?
‘Een kind met kaaskiezen heeft dus een minder sterk glazuur, waardoor deze tanden en kiezen gevoeliger zijn voor gaatjes en zelfs voor vroegtijdig tandverlies. Maar ze kunnen ook gevoelig zijn bij het eten of drinken van warme en koude voeding.’
Hoe ontstaan kaaskiezen?
‘In tegenstelling tot gaatjes, die ontstaan door onder andere slechte mondhygiëne, werd zo’n 8 procent van de kinderen binnen Generation R geboren met kaaskiezen. De meeste kinderen hebben maar één kies die is aangedaan. Maar bij sommige kinderen zijn alle vier de melkkiezen aangedaan en soms ook de voortanden.’
Melkgebit
‘Kaaskiezen komen voor in het melkgebit en blijvende gebit. Het voordeel bij het melkgebit is natuurlijk dat je deze kiezen toch kwijtraakt en dat je er dan op latere leeftijd minder last van hebt. Toch blijkt uit eerder onderzoek van Generation R dat kinderen met kaaskiezen in het melkgebit meer kans hebben op kaaskiezen in het blijvende gebit.’
Wat kun je doen tegen kaaskiezen?
‘Niet zoveel, dat is vervelend. Een tandarts kan de symptomen behandelen. Dus een gaatje vullen of een fluoridelaagje over de kies leggen om de gevoeligheid iets te verminderen. Maar het glazuur groeit niet weer aan, dus zo’n kies kan gevoelig blijven of zelfs vroegtijdig verloren gaan omdat de tand zwak is.’
Wat heb jij ontdekt?
‘Kinderen met minder sterke botten hebben vaker last van kaaskiezen in hun melkgebit, dan hun leeftijdsgenootjes met sterke botten. Dit geldt niet voor kaaskiezen in het blijvende gebit.’
Ongelijkheid
Op basis van het onderzoek van Van der Tas kwam al eerder in de media dat kinderen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond tot vijf keer vaker gaatjes hebben dan Nederlandse kinderen. ‘Die ongelijkheden zijn bijzonder groot. Deze kennis biedt aanknopingspunten voor beleid om ongelijkheden in mondgezondheid onder kinderen te verkleinen.’
Hoe kan die ongelijkheid worden verklaard?
‘Vermoedelijk heeft die te maken met de ontstaanswijze. Die gaatjes komen voort uit het gezondheidsgedrag van de kinderen en hun ouders. We denken dat kinderen van Turkse of Marokkaanse afkomst meer snoepen en minder aandacht besteden aan de mondgezondheid. En kinderen die opgroeien in een gezin met een lager inkomen of bij ouders met een lager opleidingsniveau hebben gemiddeld meer gaatjes.’
Wat heb je verder onderzocht?
‘Ik ben op zoek gegaan naar mogelijke andere factoren, waaronder de rol van vitamine D, dat belangrijk is voor sterke botten. Tandglazuur is opgebouwd uit allerlei mineralen zoals calcium en fosfaat en die spelen samen met vitamine D een belangrijke rol in de mineraalhuishouding.’
Moeders
Omdat sommige kinderen geboren worden met kaaskiezen, keek Van der Tas naar het vitamine D-gehalte van de zwangere vrouwen en kinderen op drie verschillende momenten. ‘Eerst bij zwangeren, toen de kinderen nog in de baarmoeder zaten. Want de ontwikkeling van het glazuur begint al tijdens de zwangerschap.’ Direct na de geboorte werd het navelstrengbloed onder de loep genomen en op zesjarige leeftijd werd in het bloed naar het vitamine D-gehalte van de kinderen gekeken. ‘Niets wijst echter op een relatie tussen het vitamine D-gehalte en de lage botdichtheid en het vaker voorkomen van de kaaskiezen in het melkgebit.’
Erfelijkheid
‘Naast het onderzoek naar de rol van vitamine D, heb ik gekeken naar de erfelijkheid van gaatjes. Een slechte mondgezondheid clustert vaak in families, maar genen spelen hierin maar een minimale rol. Ook heb ik geen aanwijzingen kunnen vinden dat het zwangerschapsverloop en factoren zoals de draagtijd, vroeggeboorte, een hoge bloeddruk of zwangerschapsvergiftiging, effect hebben op het melkgebit van zesjarigen.’
Hoe nu verder?
De kinderen hebben inmiddels hun blijvende gebit en werden als tieners voor het laatst onderzocht door Van der Tas. ‘De bevindingen van dit onderzoek volgen nog’, zegt Van der Tas, die als kaakchirurg-in-opleiding betrokken blijft bij het onderzoek. Hij verdedigde zijn proefschrift op 4 november 2020.
Generation R
Generation R is een grootschalige bevolkingsstudie naar de groei, ontwikkeling en gezondheid van kinderen in Rotterdam. De kinderen worden vanaf de vroege zwangerschap tot hun jongvolwassenheid gevolgd. Aan dit onderzoek deden ruim 5.000 kinderen en hun ouders mee.