Dieet beschermt bij muizen tegen bijwerkingen chemotherapie
“Bij muizen werkt het”, vertelt dr. Ron de Bruin enthousiast. De onderzoeker van de afdeling Heelkunde van het Erasmus MC onderwierp – samen met zijn promovendus Sander Huisman – muizen aan een strikt dieet en gaf ze vervolgens chemotherapie. De bijwerkingen bleven uit, terwijl de chemotherapie zijn actieve werking behield.
De Bruin: “Het idee voor onze aanpak komt uit het verouderingsonderzoek. Als je muizen langdurig op een restrictiedieet – 30% minder calorieën zet, leven ze langer en zijn ze minder gevoelig voor allerlei stressfactoren, bijvoorbeeld voor de schade die wordt veroorzaakt door zuurstofradicalen (agressieve zuurstofverbindingen, red.). Dat is het werk van prof. Jan Hoeijmakers van de afdeling Genetica van het Erasmus MC. Wij vroegen ons af of we die dieetrestricties ook zouden kunnen toepassen bij patiënten die een behandeling ondergaan die gepaard gaat met lichamelijke stress, bijvoorbeeld een operatie of het gebruik van medicijnen die ernstige bijwerkingen veroorzaken, zoals chemotherapie. Een kortdurend dieet dat een verhoogde ‘stressresistentie’ veroorzaakt, zou voor die patiënten een uitkomst zijn.”
Eiwit
“We zijn begonnen met studies waarin we muizen vier weken lang 30% minder te eten gaven dan ze eigenlijk zouden willen. Een andere groep muizen mocht wel volop eten. Het bleek dat de muizen die op dieet waren gehouden, minder gevoelig waren voor de stress van een operatie . Daarna brachten we de dieetperiode bij de muizen terug naar twee weken en zagen we hetzelfde resultaat. We hebben onderzocht of de verminderde hoeveelheid calorieën hiervoor verantwoordelijk is, of dat het wegvallen van bepaalde voedingscomponenten dit bepaalt. Wanneer je de muizen voert met voedsel zonder vet, zonder eiwit of zonder suiker, blijkt dat vooral het weglaten van eiwit het beschermend effect veroorzaakt.”
Vasten
Uit bovenstaande resultaten ontstond de volgende onderzoeksvraag: kunnen we met volledige
onthouding van voedsel de bijwerkingen van chemotherapie verminderen? De Bruin: “Een groep muizen kreeg gewoon te eten, de andere groep ontving twee of drie dagen geen voedsel. Daarna kregen beide groepen chemotherapie. De muizen die gewoon hadden kunnen eten, kregen allerlei bijwerkingen: hun vacht werd dof, ze waren futloos, kregen diarree en het aantal witte bloedcellen in hun bloed liep drastisch terug. Die laatstgenoemde bijwerking van chemotherapie – die ook bij kankerpatiënten voorkomt – veroorzaakt een verhoogd risico op infecties. De muizen die voorafgaand aan de chemo hadden gevast, hadden die bijwerkingen allemaal niet. De muizen die voedsel was onthouden, waren weliswaar flink afgevallen, maar kwamen na de chemo weer snel op hun oorspronkelijk gewicht. De muizen die gewoon hadden kunnen eten, vielen na de chemo verder af door de bijwerkingen van de chemo: diarree en verminderde eetlust.”
Omzetting
Het chemotherapeutisch geneesmiddel in deze studies heet irinotecan, een middel dat veelvuldig bij kankerpatiënten wordt toegepast. Prof. dr. Ron Mathijssen en dr. Stijn Koolen van de afdeling Interne Oncologie hebben farmacokinetisch onderzoek verricht bij de muizen. Mathijssen: “Irinotecan moet eerst in het lichaam van de muis worden omgezet in een afbraakproduct om actief te kunnen zijn tegen kanker. Vervolgens bepalen we de hoeveelheid irinotecan en afbraakproduct op verschillende tijdstippen na toediening in het bloed, de lever en de tumoren.” Koolen: “De metingen in ons lab laten vergelijkbare concentraties van de actieve stof in de tumor zien bij muizen die hebben gevast. Maar in hun lever en bloed zien we een lagere concentratie van de actieve stof. Dat verklaart mogelijk de resultaten: bij de muizen die hebben gevast, zien we een net zo sterke remming van de tumorgroei, maar minder bijwerkingen.”
Raadzaam
“We willen bovendien onderzoeken wat er op gen-niveau gebeurt als we een muis voorafgaand aan de chemotherapie minder laten eten. Welke genen worden actief, welke worden juist geremd? Die kennis kan mogelijk ook nuttig zijn voor patiënten. Als we weten hoe we de betrokken genen op eenzelfde manier met een tabletje kunnen beïnvloeden, hoeft een patiënt niet per se voorafgaand aan de chemotherapie een strikt dieet te volgen.” De Bruin is enthousiast over de resultaten, maar waarschuwt voor overhaaste conclusies: “We weten nog niet of deze muizenstudies kunnen worden vertaald naar de mens. Vandaar de plannen voor een vervolgstudie (zie Kader: Synthetische voeding). Het is onverstandig als kankerpatiënten op basis van ons huidige onderzoek zouden beslissen om op dieet te gaan voordat zij chemotherapie krijgen. Het is raadzaam om aanpassingen aan de voeding sowieso eerst met de internist-oncoloog te bespreken.”
Synthetische voeding
Dr. Ron de Bruin: “Prof. dr. Ron Mathijssen, dr. Stijn Koolen en promovenda Femke de Man van de afdeling Interne Oncologie gaan samen met ons onderzoeken of de resultaten bij muizen ook bij kankerpatiënten kunnen worden verkregen. We verdelen patiënten in twee groepen. Groep A blijft zijn normale eetpatroon volgen, groep B krijgt dieetvoeding aangeboden. Daarin zitten minder calorieën en eiwitten dan bij normale voeding. Vervolgens krijgen beide groepen chemotherapie en kijken we onder andere naar het optreden van bijwerkingen en het effect van de therapie. Over het algemeen krijgen de meeste kankerpatiënten meerdere chemokuren. Bij de volgende kuur draaien we de diëten van de groepen om: groep A krijgt dan de dieetvoeding en groep B normaal eten. Dat geeft de mogelijkheid om pér patiënt te beoordelen welke combinatie het beste resultaat geeft.”.