Een internationaal team geleid door wetenschappers van Oxford University, Erasmus MC en Columbia University beschrijft in het toonaangevend wetenschappelijke tijdschrift British Medical Journal (BMJ) hoe vaak aandoeningen, die ook beschreven werden als bijwerking na Covid-19-vaccinatie, voorkomen in de algemene populatie. Die frequentie, ofwel de achtergrondincidentie, vormt de basis voor de zogeheten post-market surveillance. Daarin wordt onderzocht of een bijwerking na vaccinatie vaker voorkomt dan verwacht.
‘We wisten dat toezichthouders en het Europees geneesmiddelen agentschap een lange lijst van aandoeningen zouden monitoren voor de veiligheid van Covid-19-vaccins’, zegt Dani Prieto-Alhambra, verbonden aan de Universiteit van Oxford en het Erasmus MC. Hiervoor hebben ze robuuste schattingen nodig van de achtergrondincidentie van deze aandoeningen.
Diep veneuze trombose
Uit de analyse blijkt dat er verschillen zijn in het optreden van potentiële vaccinbijwerkingen tussen mannen en vrouwen, tussen verschillende leeftijdsgroepen en tussen verschillende databases. Zo kwam een diepe veneuze trombose zelden voor bij mannen tussen de leeftijd van 18-34 jaar (minder dan 10 op de 10.000), maar regelmatig voor bij 85-jarigen mannen (meer dan 1 op de 100). Verschillen in functie van geslacht en leeftijd werd ook voor andere uitkomsten aangetoond.
De wetenschappers gebruikten de gegevens van 126 miljoen mensen, uit vier continenten, uit 13 verschillende databases. Voor deze studie werd onder meer gebruikgemaakt van een database met data van patiënten uit Nederlandse huisartspraktijken. Deze database – IPCI (Integrated Primary Care Information) – wordt beheerd door de afdeling Medische Informatica van het Erasmus MC.
Bijwerkingen vergelijken met normale incidentie
Bij het beoordelen van de veiligheid van vaccins is het belangrijk dat het aantal waargenomen bijwerkingen vergeleken wordt met achtergrondincidentie-cijfers uit dezelfde groep, qua leeftijd, geslacht. Het liefst moet zelfs dezelfde database worden gebruikt gezien er ook verschillen per database werden waargenomen.
Wereldwijd netwerk
Deze groep onderzoekers zijn de eersten die de achtergrondincidentie van mogelijke Covid19-vaccinbijwerkingen zo uitgebreid rapporteren. Dat lukte ze, omdat ze samenwerken in een wereldwijd netwerk van datawetenschappers die patiëntendata standaardiseren, Observational Health Data Sciences and Informatics (OHDSI) genaamd. Associate professor Peter Rijnbeek van de afdeling Medische Informatie van het Erasmus MC speelt een leidende rol in deze organisatie. Hij leidt tevens het ‘European Health Data and Evidence Network’ (EHDEN) project dat gezondheidsdata op grote schaal in Europa standaardiseert naar hetzelfde datamodel. ‘De kracht van onze aanpak is dat de databases gestandaardiseerd zijn naar één gemeenschappelijke database-structuur en standaard terminologieën waardoor we dezelfde analyses lokaal kunnen uitvoeren en alleen de resultaten delen. Het is fantastisch om te zien dat het aantal databases in dit netwerk sterk groeit en we op steeds grotere schaal dit soort belangrijk onderzoek kunnen doen’, legt Rijnbeek uit.