Erasmus MC

Eerste klinisch technoloog ‘van eigen kweek’ aan de slag in Erasmus MC 

Fons Wesselius (24) was écht de allereerste die aan alle eisen van de opleiding Klinische Technologie voldeed en die alle opdrachten tot ieders tevredenheid heeft volbracht. Hij mag zich dus de eerste klinisch technoloog van Leiden-Delft-Rotterdamse bodem noemen. Hij is begin augustus begonnen bij de unit Translationele Elektrofysiologie van Natasja de Groot, voor promotie-onderzoek.

Deel
0 likes
Leestijd 4 min

Foto: Esther Morren

Wesselius zat in 2014 in zijn examenjaar van het VWO en had nog geen idee wat hij wilde gaan doen. “Ik dacht aan diergeneeskunde, maar ook aan informatica. Nogal uiteenlopende studies, ik weet het. Maar toen zag mijn broer, die hier geneeskunde deed, iets over een nieuwe opleiding – Klinische Technologie – voorbij komen op internet. Mij leek de combinatie van zorg en wis- en natuurkunde leuk.”

Open dagen waren er nog niet echt, en tijdens het proefstuderen was hij op vakantie, maar hij waagde de sprong in het diepe en startte met de opleiding. “De eerste drie jaar waren klinischer dan ik had gedacht. Ik miste daar een beetje het technische aspect. We waren een beetje proefkonijnen, maar we hadden daardoor wel invloed op de inhoud van de studie.”

Vier stages

Tijdens de master Technische Geneeskunde (vervolgopleiding gestart in 2017, red.) kreeg Wesselius het helemaal naar zijn zin. “Ik mocht in het tweede jaar zelf mijn vier stages invullen, dus toen ben ik écht met de techniek aan de slag gegaan.”

Spasticiteit

Zo was er een stage bij Rijndam Revalidatie, waar hij onderzoek deed naar het meten van spasticiteit. In het LUMC deed hij onderzoek naar de Hololens, een tool die kan worden ingezet voor patiëntenvoorlichting. Nog een stage voerde hem naar de sectie Transplantatie van het Erasmus MC, waar hij een meetmethode onderzocht om te bepalen of een lever nog bruikbaar is voor transplantatie.

Atriumfibrilleren

Een andere stage voerde hem naar de unit Translationele Elektrofysiologie van Natasja de Groot, waar veel onderzoek wordt gedaan naar het hartritme en verschillende hartritmestoornissen. Hij hield zich daar bezig met atriumfibrilleren. Hij deed er ook zijn afstudeeropdracht, en nu dus tevens zijn promotietraject.

Risico

Tijdens zijn afstudeeropdracht onderzocht Wesselius een methode om, aan de hand van de gegevens van de hartmonitor van de patiënt, automatisch te detecteren wanneer de patiënt last had van atriumfibrilleren. Met zijn huidige promotieonderzoek gaat hij proberen alle fysieke processen die een rol spelen bij het ontstaan van atriumfibrilleren, te doorgronden.

“We gaan tijdens openhartoperaties met behulp van elektroden aan de binnen- en buitenkant van het hart kijken wat er nou precies gebeurt tijdens het normale hartritme, en tijdens atriumfibrilleren. Daartoe lokken we, uiteraard onder veilige omstandigheden, ook atriumfibrilleren uit. Als we weten wat er precies gebeurt, kunnen we daar de bestaande therapieën op aanpassen.”

Toepassing van techniek

Wesselius’ hart ligt bij de toepassing van techniek. “En dan vooral bij de vraag: Hoe zetten maken we techniek nuttig voor de patiënt?” Bij Translationele Elektrofysiologie is hij aan het goede adres, heeft hij inmiddels ondervonden. “Er hebben daar al eerder klinisch technologen gewerkt van de opleiding in Twente, dus ze wisten daar precies wat ik kwam doen.”

 

Wat is boezemfibrilleren

Boezemfibrilleren of atriumfibrilleren is een veelvoorkomende hartritmestoornis, vooral bij oudere mensen. Bij boezemfibrilleren is de hartslag onregelmatig en meestal te hoog. Boezemfibrilleren is een ritmestoornis die niet levensbedreigend is, maar meestal wel behandeld moet worden. Dit om schade aan het hart te voorkomen.

Ontstaan boezemfibrilleren

Bij een normaal hartritme ontstaan elektrische prikkels op één plek in de boezems, de sinusknoop. Bij boezemfibrilleren ontstaan deze op meer plekken. Tussen je boezems en kamers ligt de AV-knoop. Meestal laat die elke prikkel door. Maar dit lukt niet als er veel prikkels komen, zoals bij boezemfibrilleren. Dan wordt er maar een deel doorgelaten naar de kamers. Dat zijn er nog steeds meer dan normaal. De kamers trekken snel en onregelmatig samen. Het hartritme kan dan bijna twee keer zo hoog zijn als normaal, vaak meer dan honderdvijftig slagen per minuut.

Klachten

Sommige mensen voelen dat het hartritme van slag is. Vooral de overgang van een normaal hartritme naar boezemfibrilleren is goed te merken.

Klachten bij boezemfibrilleren zijn: een onregelmatige hartslag, een gevoel van fladderen in de borst, hartbonken, transpireren, duizeligheid, vermoeidheid,kortademigheid, een beklemmend gevoel op de borst.

Ventrikelfibrilleren

Boezemfibrilleren moet niet worden verward met ventrikelfibrilleren of kamerfibrilleren. Dit is een ernstige hartritmestoornis. De hartkamers worden snel en chaotisch geprikkeld. Hierdoor trekken ze niet meer samen. Er wordt geen bloed meer rondgepompt en er ontstaat een hartstilstand.

Bij een normaal hartritme verspreidt de prikkel zich vanuit de rechterboezem naar de kamers. Bij ventrikelfibrilleren bestaan er heel veel kleine elektrische stroompjes naast elkaar. Dit verstoort het verloop van de prikkel over de kamers. De kamer knijpt niet meer effectief samen. Het hart pompt geen bloed meer rond.

Hartstilstand

Als ventrikelfibrilleren ontstaat, stopt het hart met kloppen. Er is een hartstilstand. De hersenen krijgen geen bloed meer en iemand raakt na tien seconden bewusteloos. Snelle reanimatie en het aansluiten van een AED kan dan een leven redden.

Met dank aan de Nederlandse Hartstichting

Lees ook