Chronische huidziekten

Personalized medicine voor huidziekten

Dermatoloog-klinisch farmacoloog Martijn van Doorn gaat onderzoek doen naar doeltreffender behandeling van zes ontstekingsziekten van de huid. Het gaat om de veel voorkomende chronische huidziekten atopisch eczeem, psoriasis, hidradenitis suppurativa, chronische urticaria en de minder vaak voorkomende ziekten mycosis fungoides en huidlupus.

Deel
43 likes
Leestijd 3 min
Martijn_van_Doorn_DSF5770
Martijn van Doorn

Van Doorn is een van de hoofdonderzoekers van het Next Generation ImmunoDermatology consortium (NGID) dat wordt geleid door prof. Robert Rissmann, apotheker-klinisch farmacoloog. Binnen NGID werken wetenschappers uit andere Nederlandse universiteiten, universitair medische centra, kennisinstellingen, hogescholen, farmaceutische bedrijven en patiëntenorganisaties nauw met elkaar samen.

Van Doorn ziet daarmee een lang gekoesterde wens in vervulling gaan. Eindelijk kan hij de twee specialismen waarin hij is opgeleid – dermatologie en klinische farmacologie -, binnen een groot landelijk project in de praktijk brengen.

Geen one size fits all

In de dermatologie wordt de laatste jaren steeds meer geneesmiddelenonderzoek gedaan, maar nog weinig op het gebied van ‘personalized medicine’. Van Doorn: ‘De meeste geneesmiddelen die worden ontwikkeld zijn gericht op effectiviteit bij grote groepen patiënten. ‘One size fits all’. Ze zijn geen maatwerk voor het specifieke subtype van de ziekte bij individuele patiënten.’ Van Doorn en zijn mede-onderzoekers gaan daarom kijken of en zo ja hoe, bestaande therapieën voor huidaandoeningen beter op maat van de patiënt kunnen worden gesneden. Want bij veel patiënten werkt de eerst gekozen behandeling vaak niet of onvoldoende. ‘Deze huidziekten kennen veel varianten. De afwijkingen in het immuunsysteem zijn ‘onder de motorkap’ bij iedereen verschillend, maar het atopisch eczeem of de chronische urticaria zien er aan de buitenkant vaak hetzelfde uit. Er zijn voor sommige huidziekten al wel subgroepen geïdentificeerd, maar wij willen nu nog specifieker, liefst per patiënt nauwkeurig, gaan uitzoeken welke therapie voor hem of haar geschikt is.’

Biomarkers

En dus gaan Van Doorn en zijn mede-onderzoekers niet alleen kijken naar de buitenkant van de huid, maar ook naar allerlei stofjes ín de huid en in het bloed (‘biomarkers’) die iets vertellen over de oorzaak van de ziekte bij de individuele patiënt. Uit die studies moeten verschillende biologische profielen van de ziekte rollen die bepalen welk geneesmiddel het meest effectief en veilig zal zijn. ‘We willen tot op celniveau gaan kijken en ook door gebruik te maken van de verschillende state-of-the-art ‘-omics technologieën’, zoals (spatial) transcriptomics, proteomics, metabolomics, en genomics in bloed en huidweefsel. We kijken daarnaast ook naar verschillen in het microbioom van de huid en darm.’

Patronen en verbanden

Al deze informatie kan dan via artificial intelligence-technieken aan elkaar worden gekoppeld om hiermee nieuwe patronen en verbanden te ontdekken. ‘We zullen daarnaast ook verschillende beeldvormende methodes gaan gebruiken die mogelijk nog beter en objectiever de uitgebreidheid van de huidafwijkingen kunnen meten.’ Een belangrijke plaats binnen dit onderzoek is er ook voor het psychologisch profiel van de patiënt. ‘De hersenen zijn sterk verbonden met de huid’, weet Van Doorn. ‘Vrijwel alle ontstekingsziekten van de huid vlammen op als er stress in het spel is. We gaan dus ook kijken hoe de patiënt omgaat met die stress en hoe we daar bij de behandeling meer rekening mee kunnen houden.’ Want al past een bepaald medicijn wellicht goed bij een individueel biologisch profiel, als er vervolgens veel stress mee blijft spelen, werkt zo’n medicijn niet optimaal. ‘Dan is er misschien ook hulp van een psycholoog nodig. In de huidige praktijk wordt hier vaak nog te weinig aandacht aan besteed. We vragen wel naar stress en psychosociale omstandigheden maar ondernemen hier te vaak te weinig gerichte actie op.’

Minder lukraak

Van Doorn kan niet beloven dat er over 6 jaar een geolied voorschrijfsysteem bestaat, maar minder lukraak zal het zeker worden. ‘We hebben natuurlijk behandelrichtlijnen. Daarin staat dan bij een bepaald geneesmiddel van eerste keus voor psoriasis: bij 60 procent van de patiënten zien we na 12 weken een goede verbetering van de huidafwijkingen. Met ons onderzoek willen we meer doen voor die overige 40 procent. We willen op basis van hun individuele profiel direct met een ander, effectiever geneesmiddel gaan behandelen.’ De onderzoekers hopen op een methode waarmee ze de patiënt snel en effectief kunnen doormeten. ‘Denk bijvoorbeeld aan een vingerprikje waarna we uit het bloed het biologisch profiel kunnen aflezen. En dan wellicht een gerichte vragenlijst voor het psychologisch profiel. Er is in Nederland ontzettend veel kennis en expertise over deze 6 huidziekten. Het is fantastisch om die kennis nu samen te brengen in dit onderzoek.’

Van Doorn en zijn mede-onderzoekers hebben voor de NGID-studie 11,7 miljoen euro ontvangen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO). ‘Dat is voor de dermatologie echt een ongekend groot bedrag’, klinkt het enthousiast. ‘Huidziekten zijn niet altijd levensbedreigend, maar de persoonlijke gevolgen zijn groot en maatschappelijke kosten hoog.’

Op 7 juli aanstaande zal het consortium officieel van start gaan tijdens de kick-off meeting in Museum Boerhaave te Leiden. Naar verwachting zullen de eerste patiënten vanaf januari 2024 kunnen worden geïncludeerd.

Robert Rissman is hoogleraar translationele dermatologie bij het Centre for Human Drug Research en Leiden Academic Centre for Drug Research te Leiden.

Martijn van Doorn is dermatoloog en klinisch farmacoloog in het Erasmus MC en Centre for Human Drug Research te Leiden.

Lees ook