De wetenschappers van het Erasmus MC namen drie onderzoeken naar de effecten van monoklonale antilichamen tegen amyloïde onder de loep. Het gaat om de geneesmiddelen aducanumab, lecanemab en donanemab. De onderzoekers bekeken welke deelnemers van het Erasmus Rotterdam Gezondheid Onderzoek (ERGO) in aanmerking zouden komen voor de alzheimergeneesmiddelen. De conclusie is dat dit minder dan 15 procent is van de 968 deelnemers met geringe geheugenproblemen en vroege dementie. De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het European Journal of Epidemiology.
Strenge voorwaarden
‘Bewijs dat de geneesmiddelen effectief en veilig zijn bij de rest van de patiënten met geringe geheugenproblemen en beginnende dementie ontbreekt’, vertellen promovendus Jacqueline Claus en arts-epidemioloog Frank Wolters van het Erasmus MC. Dat komt doordat er strenge voorwaarden zijn gesteld voor deelname aan de onderzoeken naar de alzheimergeneesmiddelen. Hierdoor waren bijvoorbeeld patiënten met hart- en vaatziekten niet goed vertegenwoordigd.
En dat is wel belangrijk, stellen de auteurs. Want zo’n één op de vijf Nederlanders kampt met vaatschade in de hersenen. ‘Dat betekent dat we niet weten of het middel bij hen werkt en veilig is. Dertig tot veertig procent van de patiënten die de alzheimermedicatie gebruiken krijgt afwijkingen op de hersenscan in de vorm van bloedinkjes of zwellingen in de hersenen. Dat wetende, wil je met patiënten die al schade in de hersenen hebben, extra voorzichtig zijn’, aldus Wolters.
Stofzuiger
Ophoping van het eiwit amyloïde is een deel van de vermoedelijke oorzaak van de ziekte van Alzheimer. Ook gezonde mensen hebben dit eiwit in hun lichaam. Maar bij iemand met alzheimer stapelt amyloïde zich op in het brein. De geneesmiddelen ruimen het amyloïde eiwit in de hersenen op. ‘Als een soort stofzuiger. Dat werkt heel goed. Alleen is het effect, vertraging van cognitieve en functionele achteruitgang bij patiënten over anderhalf jaar, zeer beperkt en lang niet zo groot als je zou hopen’, aldus Claus.
Bovendien is de behandeling intensief. De deelnemers aan de geneesmiddelenonderzoeken kregen gedurende achttien maanden één of twee keer per maand een infuus in het ziekenhuis, soms gelijktijdig met hersenscans. Ook kregen zij vooraf een PET-scan of ruggenprik om de eiwitten in het hersenvocht te beoordelen.
De onderzochte medicijnen zijn momenteel nog niet beschikbaar in de Nederlandse zorg, in afwachting van een besluit van de EMA en het Zorginstituut Nederland.
Hoopgevend
Ondanks alle mitsen en maren zijn Claus en Wolters hoopvol. ‘Het is hoopgevend dat we steeds meer leren over alzheimer, ook al betekent dat voor nu hooguit maar voor een paar patiënten een kleine verbetering. Wetenschappelijk gezien is het een waardevolle vooruitgang, waar we weer verder op kunnen bouwen’, besluit Wolters.