Eerder onderzoek had al gehint op een relatie tussen een verstoord slaappatroon en de ziekte van Alzheimer. Nieuw en uitgebreider onderzoek, gepubliceerd JAMA Neurology, bevestigt nu het bestaan van dit verband.
De onderzoekers volgden 319 deelnemers zonder dementie aan het Erasmus Rotterdam Gezondheid Onderzoek (ERGO) in de wijk Ommoord, naar gezond ouder worden. Met een bewegingsmeter werd een week lang hun slaap ingeschat. Ook hielden de deelnemers een slaapdagboek bij en werd bloed afgenomen. Na gemiddeld 7,8 jaar werd de aanwezigheid van zogeheten amyloïde-beta-plaques in de hersenen bepaald met een PET-scan. Ophoping van het eiwit amyloïde-beta is een van de kenmerken van de ziekte van Alzheimer.
Genetisch risico
De wetenschappers vonden een associatie tussen fragmentatie van het slaapwaakritme en de hoeveelheid plaques in de hersenen. Dit verband was met name zichtbaar bij mensen met een verhoogd genetisch risico op dementie. Geen van de deelnemers had symptomen van de ziekte van Alzheimer aan het begin en het einde van de studie. Dat laatste is niet gek, vertelt studieleider Julia Neitzel. ‘Er kunnen jaren zitten tussen de opbouw van amyloïde-beta in de hersenen en de openbaring van de ziekte.’
Om uit te zoeken of de fragmentatie van het slaapwaakritme een risicofactor voor plaques is of juist het resultaat daarvan, gingen de onderzoekers terug naar bloedmonsters die ze aan het begin van de studie van de deelnemers hadden genomen. Na het uitsluiten van deelnemers met abnormale bloedniveaus van amyloïde-bèta-eiwit van de analyse, bleef de associatie tussen fragmentatie van het slaapwaakritme en amyloïde-bèta-plaques in de hersenen aanwezig. Hieruit concluderen de onderzoekers dat fragmentatie van het slaap-waakritme waarschijnlijk voorafgaat aan de opbouw van de plaques.
Preventie
Neitzel hoopt dat deze kennis kan helpen bij het voorkomen van alzheimer. ‘Goed slapen en een goed dag-nachtritme zijn sowieso bevorderlijk voor de gezondheid. Met name bij mensen die genetisch al kwetsbaar zijn voor alzheimer, zouden we die kennis extra moeten inzetten voor preventie. Interventiestudies zullen moeten uitwijzen hoe de fragmentatie van het ritme verbeterd kan worden en of dit daadwerkelijk alzheimer kan voorkomen of vertragen.’