Masturberen in het openbaar, stalking, mensen ongepast aanraken… Vertonen jongeren met autisme vaker deze gedragingen? Psychologen Linda Dekker en Kirsten Visser onderzochten deze en andere vraagstukken.
Autisme en seksualiteit
“Seksualiteit bij jongeren met autisme is voor een groot deel taboe. ‘Daar zijn ze niet mee bezig’, of ‘daar zijn ze te jong voor’, dat soort argumenten wordt vaak aangevoerd als het ter sprake komt”, vertelt Dekker. “Maar fysiek en qua hormoonhuishouding ontwikkelen zij zich vaak niet anders dan jongeren zonder autisme. En dus is het logisch dat, ook voor jongeren met autisme, seksualiteit een rol gaat spelen tijdens de adolescentie. Vanuit de kliniek ontvangen we zo nu en dan signalen dat jongeren met autisme problemen vertonen met hun seksueel functioneren. Zijn dat ernstige problemen? En gaat het dan om ‘normale’ puberproblemen of zijn het problemen die aanpak vereisen? Voor ons reden om dat te onderzoeken.”
Stap vooruit
Er werden speciale vragenlijsten ontwikkeld. Bijzonder: niet alleen de ouders maar ook de jongeren zelf vullen die lijsten in. Dekker: “In het verleden werden dergelijke vragen alleen gesteld aan ouders of behandelaren. ‘Wat denk jij dat je kind doet?’ Dat we de jongeren met autisme direct betrokken hebben, beschouwen we als een stap vooruit.
Om de antwoorden goed te kunnen plaatsen en interpreteren, hebben we dezelfde vragen ook voorgelegd aan een groep jongeren zonder autisme én hun ouders.”
Visser: “De puberteit en seksuele ontwikkeling staan in het onderzoek centraal. Het accent ligt breder dan op ‘het hebben van seks’. We kijken ook naar vriendschappen en sociale relaties.”
Dekker: “We onderscheiden drie domeinen: seksueel gedrag (het hebben van seks), seksuele socialiteit (om seks te kunnen hebben, zal je contact met iemand moeten leggen), en seksuele eigenheid (zelfvertrouwen en kennis van seksualiteit).
Visser: “De jongeren met autisme die aan het onderzoek meededen hebben een normaal IQ en een milde vorm van autisme. De meesten wonen thuis bij hun ouders. Voor die groep is dit onderzoek ook het meest relevant. Voor jongeren met ernstigere vormen van autisme, die vaak in een instelling wonen, is de mogelijkheid om een intieme relatie of seks te hebben nu eenmaal een stuk beperkter.”
‘Ik heb onder andere geleerd hoe ik overkom op andere mensen’*
*De citaten zijn van jongeren met autisme die de ‘Ik Puber’-training hebben gevolgd.
Meer info www.ikpuber.nl
Ongepast
Dekker: “Op het gebied van eigenheid en socialiteit geven zowel de jongeren als hun ouders vaker aan dat er problemen zijn. Ze worden bijvoorbeeld minder geaccepteerd door leeftijdsgenoten. Ze hebben minder ontwikkelde vriendschapsvaardigheden. En ze hebben minder kennis van seksualiteit. Opvallend: de ouders geven vaker aan dat het gedrag van hun kind anders is, maar de jongeren zelf zien geen verschil met hun niet-autistische leeftijdsgenoten. Dat zijn resultaten die we graag verder onderzoeken. Overigens is ongepast gedrag een zeldzaamheid: ouders rapporteren bij twee op de honderd autistische jongeren ongepast gedrag. Dat soort aantallen zien we ook in de groep met jongeren zonder autisme. Wat wel vaker wordt gemeld is dat jongeren met autisme regelmatig vragen stellen die ongepast over kunnen komen. Een voorbeeld: ze kunnen tijdens de afwas uit het niets vragen: ‘Mam, deed het bij jou pijn, toen je de eerste keer seks had?’ Dat is voor veel ouders even schrikken.”
‘Ik heb mijn eerste date. Wens me succes!’
Geen excessen
“Ons onderzoek toont aan dat probleemgedragingen bij jongeren met autisme heel erg meevallen. Zij vormen echt geen gevaar voor de maatschappij”, zegt Visser. Dekker vult aan: “Het zijn gewoon pubers die aan het experimenteren zijn, maar niet op een verontrustende, onaangepaste manier. We zien wel dat veel ouders geneigd zijn om zich zorgen te maken over de seksuele ontwikkeling van hun kind. Mogelijk worden de gevaren van seksualiteit door hen benadrukt. Uit bezorgdheid waarschuwen zij dat masturberen in het park strafbaar is: ‘Als je dat doet, word je opgepakt door de politie.’ Maar dat soort excessen komt nauwelijks voor, en als het voorkomt is dat vooral uit een gebrek aan kennis of vaardigheden. Als een jongen met autisme een meisje stalkt is dat heel vaak niet vanuit negatieve motieven. Hij is verliefd en wil gewoon graag dichtbij haar zijn. ‘Als ik volhoud krijgen we vanzelf een relatie,’ is de gedachte. De jongen voelt niet goed aan dat zijn gedrag een onbehaaglijk gevoel bij het meisje teweeg kan brengen. Het is belangrijk dat ouders en kinderen goed met elkaar communiceren. Niet alleen over de negatieve aspecten, maar juist ook over de positieve aspecten van seksualiteit. Laat ze maar verliefd worden. Je kunt je kind niet behoeden voor teleurstellingen. Liefdesverdriet hoort bij het leven. Laat ze het maar gewoon ontdekken.”
‘Dus ik hoef nog niks met seks, zolang ik daar niet aan toe ben’
Casanova
Visser: “Het onderzoek heeft aangetoond dat de kennis over seksualiteit bij jongeren met autisme vaak tekort schiet en dat zij wel wat meer zelfvertrouwen mogen krijgen. Daarom is de Ik Puber-training ontwikkeld. De training bestaat uit achttien sessies, een-op-een met een vaste trainer. Allerlei onderwerpen komen aan bod: uiterlijk, een goede eerste indruk maken, vriendschap, je lichaam kennen, seks met jezelf, veilige seks, grenzen stellen, zwangerschap, et cetera. De jongere kiest in overleg met de trainer waar hij of zij over wil leren. De jongere leest in aanwezigheid van de trainer een stukje tekst. Daarna volgt een oefening. Dat kan een rollenspel zijn of er moeten een paar vragen worden beantwoord. Dat wordt verschillende keren herhaald zodat de jongere zich de materie eigen kan maken. We zagen dat de kennis over seksualiteit door de training aantoonbaar toenam. Het effect op vaardigheden is moeilijker vast te stellen. Het is erg lastig om jongeren met autisme nieuwe vaardigheden te leren. We kunnen van iemand die flirten niet snapt geen Casanova maken, maar we kunnen wel leren wat een ander met bepaalde signalen of lichaamstaal zou willen uitstralen. De ouders gaven wel aan dat hun kind na de training beter was geworden in het inschatten van grenzen. Een half jaar na de training hebben we opnieuw gekeken naar het effect van de training. En ook toen waren de gunstige invloeden aantoonbaar. De opgedane kennis raakt dus niet verloren.”