Promotie

Geneeskundestudie is bevooroordeelde plek

Geneeskundestudenten met een migratieachtergrond krijgen significant lagere coschapcijfers, zijn meer gericht op het voorkomen van fouten en hebben vaker het idee oneerlijk behandeld te worden dan studenten zonder migratieachtergrond. Ook hebben zij minder vertrouwen in hun beoordelaars, ongeacht de hoogte van hun coschapcijfers. Dit blijkt uit onderzoek van Erasmus MC-promovendus Chantal van Andel.

26 likes
Leestijd 3 min
Chantal van Andel
Chantal van Andel promoveerde op diversiteit en inclusie in de geneeskundeopleiding.

Van Andel pleit in haar proefschrift voor meer diversiteit en inclusie in de geneeskundeopleiding. ‘Alle medische studenten moeten gelijkwaardige kansen krijgen. Niet alleen omdat dit eerlijk en rechtvaardig is, maar ook omdat de diverse patiëntenpopulatie in Nederland gebaat is bij een diverse dokterspopulatie.’

Studenten zonder migratieachtergrond halen echter hogere coschapcijfers dan studenten met migratieachtergrond, schrijft Van Andel in haar proefschrift dat ze op 12 april 2022 verdedigde. ‘Dit komt de diversiteit van de toekomstige dokterspopulatie niet ten goede. Inclusief onderwijs moet ervoor zorgen dat alle studenten zich veilig en thuis voelen in de opleiding. Gemiddeld gezien voelen studenten met migratieachtergrond zich echter minder thuis in de geneeskundeopleiding dan studenten zonder migratieachtergrond.’

Van Andel, onderzoeker bij iMERR (Institute of Medical Education Research) zocht in haar promotieonderzoek naar de redenen waarom studenten met en zonder migratieachtergrond verschillen in hun coschapcijfers en wat hieraan te doen is. Daarbij keek ze naar de invloed van het instituut, de beoordelaars en de student.

Bevooroordeeld

Van Andel: ‘Hoewel we niet konden aantonen dat beoordelaars onterecht lagere cijfers gaven aan studenten met een migratieachtergrond, kunnen we wel stellen dat de geneeskundeopleiding een bevooroordeelde plek is. Dat betekent dat op een systematische manier – ongewenste – verschillen in leeruitkomsten en ervaringen tussen groepen mensen voorspeld kunnen worden.’

Van Andel toont aan dat verschillen in coschapcijfers tussen studenten met en zonder migratieachtergrond beïnvloed worden door de wijze van beoordelen in de opleiding. Ze concludeert: om cijfergelijkheid te bevorderen, moet er gebruik gemaakt worden van meerdere beoordelingen van meerdere beoordelaars en meerdere testen, op meerdere momenten. Cijferbijstellingen door beoordelaars moeten worden voorkomen, omdat die vatbaar zijn voor subjectieve oordelen ten gunste van studenten zonder migratieachtergrond.

Subjectiviteit in coschapbeoordelingen

Coschapcijfers hangen ook samen met de mate waarin een beoordelaar de student op zichzelf vindt lijken qua werkgedrag. Beoordelaars die een foto te zien kregen van een voor hen onbekende coassistent bleken geneigd om subjectieve inschattingen te maken tijdens het beschrijven van een typische dag in het leven van de coassistent. Dit gebeurde zelfs nadat expliciet was gevraagd om geen vooroordelen te uiten.

Beoordelaars blijken bovendien een grotere kans te hebben om vooroordelen te uiten wanneer zij een voorkeur hebben voor dominantie van bepaalde groepen over andere groepen en ongelijkheid in de maatschappij, en wanneer zij het idee hebben dat zij zich in een inclusieve werkcultuur bevinden.

Migratieachtergrond

Van Andel vond in een gecontroleerd lab-experiment geen bewijs voor systematische beoordelaarbias gebaseerd op etniciteit van de student. Met andere woorden: de gegeven cijfers verschilden niet bij (verbaal) identieke prestaties.

Van Andel vond verder dat studenten met een migratieachtergrond meer negatieve sociale leerervaringen rapporteren en meer gericht zijn op het voorkomen van fouten. Dit kon echter niet verklaren waarom zij lagere coschapcijfers halen dan studenten zonder migratieachtergrond. Verklaringen voor de ongewenste verschillen dienen daarom te worden gezocht in het ‘verborgen curriculum’: het systeem en de cultuur van een instituut.

Veilig voelen

Van Andel: ‘Coschapbeoordelingen moeten eerlijker en we moeten kritisch nadenken over onze criteria voor goed presteren. Wie sluiten we hiermee uit of in? Een voorbeeld is professionaliteit: uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat dit een vaag en sociaal-cultureel bepaald begrip is. Wat zijn onze impliciete normen wanneer het gaat om professionaliteit? Hoe moet je je volgens deze normen gedragen? En is dat eerlijk en diversiteit-bevorderend?’

‘In mijn proefschrift raad ik geneeskundeopleidingen aan om een meer inclusief leerklimaat te bevorderen. Een inclusief leerklimaat respecteert verschillen tussen studenten en vermindert de druk om zich aan te passen aan een dominante – witte – meerderheidscultuur. Op die manier kunnen studenten zich veilig voelen en hun unieke talenten ontwikkelen en benutten.’

Eerdere publicaties van Chantal van Andel en collega’s zijn te vinden via de volgende links:

Broadly sampled assessment reduces ethnicity‐related differences in clinical grades (wiley.com)

Student ethnicity predicts social learning experiences, self‐regulatory focus and grades (wiley.com)

Do norms unintentionally increase stereotypical expressions? A randomised controlled trial (wiley.com)

Lees ook