Erasmus MC

Achter de spiegel

Dr. Maartje Luijk, universitair hoofddocent bij de afdeling Pedagogische Wetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam, bestudeert dergelijk gedrag. Ze doet dat binnen Generation R, ook voor haar ‘een goudmijn’. “Ons onderzoek is uniek in de wereld. Het is heel bijzonder dat we in een groep van 800 kinderen de hechting met de ouder kunnen observeren.”

Deel
0 likes
Leestijd 7 min
Maartje-Luijk-0816-011

 

Vreemde situatie onthult hechting

 

Hoe verloopt het onderzoek?

“We laten ouders vragenlijsten invullen en observeren het gedrag van zowel ouders als kinderen. In het Sophia Kinderziekenhuis hebben we daarvoor een speciale kamer met een one way screen; een spiegel waar je aan één kant doorheen kunt kijken. Er hangen camera’s die het gedrag opnemen. We maken gebruik van ‘de vreemde situatie-procedure’. Die gaat als volgt: de ouder, meestal de moeder, en het kind komen in de kamer. Ze zijn daar beiden nog nooit geweest. Het lijkt een beetje op een wachtkamer. Er ligt speelgoed. Het kind is één, anderhalf jaar oud, dus die situatie is best spannend. Op een bepaald moment komt een van onze medewerkers binnen. Zij begint een gesprekje met de moeder. Dan wordt aan de moeder gevraagd of ze de kamer even wil verlaten. We kijken hoe het kind reageert, maar zijn vooral geïnteresseerd in hoe het zich gedraagt als de moeder terugkomt. Het kind is op dat moment waarschijnlijk toch een beetje overstuur. Kan het kind troost vinden?”

 

Welke reacties zien jullie?

“Veilig gehechte kinderen gaan naar de moeder toe, begroeten haar. Dat kan op afstand, maar ze kunnen ook overstuur zijn en huilen. Ze laten in ieder geval zien: ik zie jou en ik ben opgelucht dat je er weer bent. Soms heeft het kind behoefte aan lichamelijk contact, maar zodra het gerustgesteld is, gaat het weer verder met spelen. Dat is de meest voorkomende reactie die we bestempelen als ‘veilige hechting’

Van ‘onveilige hechting’ is sprake als kinderen afhoudend reageren. Ze zien hun moeder wel binnenkomen, maar besteden daar nauwelijks aandacht aan. Zij zijn meer op de omgeving dan op hun moeder gericht. We denken dat dat gedrag voortkomt uit wat het kind geleerd heeft uit eerdere interacties met de moeder. Is mijn moeder beschikbaar als ik iets spannend vind, of niet?

Een derde groep kinderen is juist heel erg op de moeder gericht. Ze klampen zich stevig vast, huilen veel, zijn bijna ontroostbaar. En dan zijn er nog kinderen die gedesorganiseerd gedrag vertonen. Logica ontbreekt. Soms zijn de kinderen bang van de ouder, soms worden ze agressief. Die laatste groep zien we niet veel.”

 

Mama gaat onverwacht weg. Wat doet het kind als ze weer terugkomt? Gaat het lachen, huilen of wordt het boos?

 

 

Waarom wordt dit type onderzoek niet zoveel gedaan?

“De procedure is behoorlijk arbeidsintensief en dus duur. Elke opname wordt drie, vier keer bekeken. De gedragingen worden gescoord, zodat je ze later in rekenmodellen kunt verwerken. Dat vereist getrainde observanten die op een betrouwbare manier scores kunnen geven, want je moet de uitslagen van observant 1 kunnen vergelijken met die van observant 2. Dat is vaak een reden om dergelijk onderzoek niet uit te voeren en alleen met vragenlijsten te werken. Maar daarmee krijg je natuurlijk niet de essentie mee.”

 

Dr. Maartje Luijk

 

Wilder speelgedrag

“Wij hebben 800 moeder-kind- en 100 vaderkind combinaties geobserveerd. We zien bij de vaders geen andere verdeling over de vier hechtingspatronen dan bij de moeder. Wel gaat de vader over het algemeen wat stoerder met het kind om, wat we rough and tumble play noemen, wat wilder speelgedrag. Dat is ook belangrijk, maar anders dan het gedrag van moeders. Pedagogische onderzoeken zijn vanuit de traditie erg gericht op het bestuderen van moeder-kind interactie en nauwelijks op vader-kind interactie. Er komt gelukkig steeds meer aandacht vanuit de wetenschap voor de rol van de vader.”

 

Krijgen moeders met depressieve klachten vaker een onveilig gehecht kind?

“In sommige onderzoeken werden daar aanwijzingen voor gevonden, maar onze studie kon dat niet bevestigen. We hebben ook gekeken of er biologische en genetische factoren zijn die de hechting beïnvloeden. Met andere woorden: zit de hechting niet alleen in de ouder-kind relatie, maar ook in het kind zelf? We hebben bijvoorbeeld gekeken naar het stresshormoon cortisol. Dat blijkt bij onveilig gehechte kinderen veel hoger dan bij veilig gehechte kinderen. Dat hebben we gemeten in het speeksel van de kinderen. Bij kinderen die zich vastklampten aan de moeder is de concentratie van cortisol veel hoger dan bij de kinderen die rustig zaten te spelen. De ouders is gevraagd om gedurende een normale dag thuis speeksel af te nemen voor een stresshormoonmeting. Normaal is het cortisolgehalte hoog als je wakker wordt en dan neemt het gedurende de dag af. Bij kinderen met gedesorganiseerd gedrag is die curve wat meer afgevlakt. Er zit minder variatie in hun cortisolspiegel. Dat vlakke patroon zie je ook bij extreme deprivatie, een situatie waarbij het kind veel sensitieve zorg tekort komt, bijvoorbeeld als het kind ouderlijke zorg moet missen omdat het in een tehuis verblijft. Ik beweer niet dat gedesorganiseerde kinderen een extreem tekort hebben aan sensitieve zorg, maar hun cortisol-verloop vertoont zeker gelijkenissen. Het lijkt op een direct biologisch effect, alsof het bij het kind onder de huid gaat zitten.”

 

Heeft het verblijf op een kinderdagverblijf effect op de hechting?

“Nee, of het kind wel of niet naar het kinderdagverblijf gaat, zien we niet terug in de verdeling over de vier categorieën. Het is dus niet zo dat kinderdagverblijf-kinderen oververtegenwoordigd zijn in de ‘vermijdende’-groep. Uit alle studies blijkt dat de thuisopvoeding de grootste invloed heeft op de brede ontwikkeling van het kind. We zie wel een gunstig bijkomend effect bij kinderen die naar een kinderdagverblijf gaan: zij hebben over het algemeen een betere woordenschat dan kinderen die dat niet doen. Er wordt daar nu eenmaal meer gepraat dan in de thuissituatie. Amerikaanse onderzoekers zagen iets vaker probleemgedrag bij kinderen die langdurig in de opvang verbleven (30 tot 40 uur per week), maar in Nederland komt een dergelijk langdurig verblijf eigenlijk niet voor. Natuurlijk is het een voorwaarde dat de kinderdagverblijven goed en veilig zijn. De overheid ziet gelukkig dat belang en werkt aan de invoering van een kwaliteitskeurmerk.”

 

Spelen genetische factoren een rol?

“In combinatie met een grote Amerikaanse studie hebben we gekeken of we genetische factoren konden vinden die verband houden met de onderverdeling in de vier categorieën van gedrag. Dat leverde niets op: blijkbaar is dit gedrag te complex om er een relatie met variaties in het DNA aan te koppelen. Nieuwe genetische analysetechnieken kunnen ons wellicht meer inzicht bieden in het complexe samenspel tussen genen en omgeving.”

 

Wat is het gevolg van een onveilige hechting?

“We weten dat een veilige hechting een rol speelt bij de verdere ontwikkeling van het kind. Maar het is niet zo dat je gedoemd bent als je onveilig gehecht bent. Er spelen andere factoren en rol. Het milieu, de vriendjes en vriendinnetjes. Die worden naarmate het kind ouder wordt belangrijker. Kinderen die veilig gehecht zijn blijken beter beschermd tegen negatieve invloeden. Een veilige hechting wordt wel gezien als een blauwdruk van de relaties die je later in je leven krijgt. En er is sprake van continuïteit: een kind dat niet veilig gehecht is, zal later als ouder eerder moeite hebben om veilig te hechten met het eigen kind.”

 

 

Wat gaan jullie binnen Generation R Next onderzoeken?

Dr. Maartje Luijk: “We laten mannen en vrouwen vragenlijsten invullen op het moment dat er nog geen sprake is van een zwangerschap. We zijn benieuwd naar hun verwachtingen, en naar hun voorgenomen gedrag als hun kind er eenmaal is. Wil de vrouw borstvoeding gaan geven? Hoe denken de ouders te reageren als hun kind langdurig huilt of slecht slaapt? Als het kind geboren is, zullen we de ouders opnieuw bevragen. We zijn ook benieuwd naar de persoonlijkheid van de vader en de moeder. Die is namelijk belangrijk voor de wijze waarop iemand met uitdagingen – zoals het krijgen van een kind, maar ook de opvoeding – omgaat.

We onderscheiden vijf ‘dimensies’, ofwel persoonlijkheidskenmerken: extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit en autonomie. Extraversie geeft aan in welke mate mensen verschillen in bijvoorbeeld energie of dominantie. Vriendelijkheid meet de verschillen in sociale vaardigheden of medeleven. Zorgvuldigheid meet de verschillen in doelmatigheid, ordelijkheid en doorzettingsvermogen. Emotionele stabiliteit geeft aan in welke mate mensen verschillen in stressbestendigheid. En autonomie, ook wel openheid, intellect of creativiteit genoemd, meet verschillen in de manier waarop mensen openstaan of omgaan met nieuwe ervaringen of intellectuele uitdagingen.”

 

Boek

Maartje Luijk heeft een bijdrage geleverd aan ‘Opgroeien in het hedendaagse gezin’, ISBN 9789401426121. Het is een studieboek voor eerstejaarsstudenten, maar toegankelijk geschreven en geschikt voor een breed publiek. Aan de orde komen onder andere: de rol van grootouders in de opvoeding, en de invloed van het kinderdagverblijf op de ontwikkeling van het kind.

 

Lees ook